„RD kind van de jaren 60”
Het Reformatorisch Dagblad is een kind van de jaren 60 van de vorige eeuw, stelt dr. Christoph van den Belt. Hij ziet dat terug in het vasthouden aan de Statenvertaling en het niet opnemen van sportnieuws in de krant.
Van den Belt, als docent politieke geschiedenis verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, sprak maandag tijdens een onlinebijeenkomst van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis. Het thema van de wintervergadering van de vereniging was ”Van God los. Secularisatie vanaf de jaren zestig”.
Het onderwerp is mede geïnspireerd op de gelijknamige tentoonstelling die vanaf begin februari te zien zal zijn in Museum Catharijneconvent te Utrecht. In de jaren 60 waren de eerste tekenen van de secularisatie in ons land zichtbaar.
Van den Belt is onlangs gepromoveerd op een studie over het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad. In zijn toespraak noemde hij de grote rol van L. M. P. Scholten (1939-2020), kerkelijk aangesloten bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, bij het ontstaan van het RD.
De Trouw-journalist werd door de initiatiefnemers om advies gevraagd over hoe de krant er zou moeten uitzien. Scholten, die vond dat er een gat in de markt was, schreef in een richtinggevend advies dat het dagblad Trouw de lezers wilde opvoeden. Die kant wilde hij niet opgaan. Het Reformatorisch Dagblad moest volgens hem de lezers dienen en daarop het nieuws afstemmen. In zijn advies pleitte Scholten er ook voor dat de krant geen sport in de kolommen zou opnemen vanwege het gevaar van lichaamsverering.
Van den Belt merkte op dat het Reformatorisch Dagblad een kind is van de jaren 60. „Dingen die toen veranderden, moesten categorisch buiten de deur gehouden worden.” Het RD schreef daarom niet over sport en hield vast aan de Statenvertaling. „Het gewicht dat daaraan nu nog wordt toegekend, is begrijpelijk vanuit die tijd.”
Religieus
Prof. dr. James Kennedy, hoogleraar moderne geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, hield een toespraak over de secularisatie als opdracht voor de kerken. De Assemblée van de Wereldraad van Kerken in 1968 in Uppsala zag in secularisatie een opdracht. Kennedy: „De kerken moesten zich niet afkeren van de wereld, maar ook daar Gods boodschap verkondigen.”
De jaren 60 waren volgens hem –in tegenstelling tot wat velen denken– zeer religieus, maar dan wel gekleurd door bepaalde thema’s. Een daarvan was of christenen zich wel of niet in de nieuwe seculiere wereld wisten te vinden. Niet alleen progressieve protestantse theologen dachten daarover na, maar ook rooms-katholieke. „Men zei dat de secularisatie zou kunnen leiden tot hernieuwd geloof en wilde de wereld omarmen. Christenen zouden de wereld kunnen dienen. De godsdienstige cultuur zou daarvoor opengebroken moeten worden.”
Die gepopulariseerde secularisatietheologie kwam een aantal Nederlandse instanties goed uit. „Ze bood hun de mogelijkheid om de toenemende spanningen over de traditie in een veranderende wereld in te passen,” aldus de hoogleraar.
Een van die organisaties was Pax Christi, de rooms-katholieke vredesorganisatie. Hierover sprak Maarten van den Bos, die over deze beweging het boek ”Mensen van goede wil” schreef.
Hij zei dat een aantal mensen binnen Pax Christi vond dat de beweging niet christelijk hoorde te zijn, maar dat christenen zich wel konden aansluiten. Een van hen was Ben ter Veer, de bedenker van de campagne tegen kernwapens. „Hij wilde gewoon op weg naar meer vrede en vond het mooi als de organisatie daarvoor kerken kon inzetten.”
Van den Bos vindt Pax Christi passen in de nieuwe tijd. „Er was geen vast ankerpunt meer. Religieuze argumenten werden gebruikt als het mensen uitkwam. Tussen het midden van de jaren 50 en het midden van de jaren 70 is er iets gebeurd waardoor er meer persoonlijke overtuigingen kwamen.”