Tranen vergieten op de corona-afdeling in Jeruzalem
Israël gold internationaal als voorbeeld voor de aanpak van de coronacrisis. Maar ook de Joodse staat ging door een diep dal tijdens de pandemie. „Het breekt je hart als je patiënten alleen ziet sterven.”
„Pas op, alleen betreden met beschermende kleding.” Het bordje bij de ingang van de Covidafdeling van het Shaare Zedekziekenhuis in Jeruzalem laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Naast de deur hangt een spiegel, zodat personeel kan controleren of alle voorzorgsmaatregelen in acht zijn genomen.
Slechts negen patiënten telt de vleugel nog, van wie zes op de intensive care, die in het ‘coronablok’ is geïntegreerd. Een enorm verschil met het hoogtepunt van de pandemie, toen alle 55 bedden in de voormalige personeelskantine bezet waren. Nog afgezien van de tientallen andere besmettingsgevallen die op leeggeruimde specialistische afdelingen een plek kregen.
Vandaag is een bijzondere dag. Een coronapatiënt die 120 dagen op de afdeling aan de beademing heeft gelegen, is terug om een kijkje te nemen op de plaats waar hij vier maanden tussen leven en dood heeft verkeerd. Speciaal voor hem is een grote chanoekia neergezet, waarvan hij een kaarsje mag aansteken. Via het raam in de controlekamer is de ceremonie te volgen.
„Dit gebeurt regelmatig”, vertelt maatschappelijk werkster Shira Shlomo-Yitzhari. „Veel mensen die hier langere tijd hebben gelegen, komen terug. Het is onderdeel van de verwerking van een dramatische periode in hun leven.”
Zelf raakte Shira tijdens de tweede coronagolf betrokken bij het begeleiden van Covidpatiënten. „Mijn mentor werkte al op de corona-afdeling. Op een gegeven moment vroeg ze of ik daar ook wilde assisteren, want de artsen zeiden dat er dringend behoefte was aan psychosociale hulp. Maar ik was zó bang. Ik raakte nog geen stukje papier aan, uit angst dat het virus daar ook op zat. De hele dag door was je bezig met ontsmetten.”
Toch ging Shira de beruchte ”Deur B” door, de toegangspoort tot de Covidafdeling. En daar begon een van de meest intensieve periodes van haar carrière. „De mensen waren zó eenzaam. Dat heeft me tot in het diepst van mijn ziel ontroerd. Het breekt je hart als je patiënten alleen ziet sterven.”
Afleiden
Wat kun je dan doen als patiënten zo in nood zijn? „Je kunt niet liegen tegen ze, of ze valse hoop geven”, zegt Shira. „Maar als mensen letterlijk schreeuwen dat ze doodgaan, kun je wel proberen de aandacht af te leiden. Als ze religieus zijn, kun je op het geloof wijzen. Maar soms moet je de toevlucht nemen tot heel banale dingen: Wat is je lievelingsgerecht? Kun je je de geuren van je huis herinneren? Want vaak was het vooral de angst van de ademnood waardoor mensen in paniek raakten en gingen hyperventileren.”
Shira zag echter ook tientallen coronapatiënten sterven, soms wel vier of vijf per dag. En dat had zijn weerslag op de maatschappelijk werkers, vertelt ze. „We vormden een hecht team en konden op elkaar leunen. Maar er zijn ook heel wat traantjes in verborgen hoeken vergoten. Tegelijkertijd heeft het me veel professionele ervaring gebracht die ik in de toekomst kan gebruiken.”
Dat geldt ook voor Ramzi Kurd, voormalig hoofd van de Covidafdeling van het Shaare Zedek. Toen de pandemie uitbrak, meldde de Arabische arts zich als vrijwilliger om coronapatiënten te behandelen. „Ik weet nog dat we het eerste nieuws over deze nieuwe ziekte vanuit China met een glimlach opnamen. Het zal wel een nieuwe soort griep zijn, dachten we.”Niets bleek minder waar. „Toen de eerste positieve test ook in Israël een feit was, drong de harde werkelijkheid tot ons door. Vanaf die tijd moesten we een lastige balans zien te vinden tussen het behandelen van Covidpatiënten en het beschermen van ons eigen personeel.”
Het was een heel moeilijke tijd, zegt Kurd, die sinds kort weer in zijn eigen specialismen –geriatrie en interne geneeskunde– werkzaam is. „We hebben voor zeer ingrijpende beslissingen gestaan. We moesten patiënten behandelen met middelen waarvan de werking niet bewezen was. Dat is een nachtmerrie voor elke arts. Het was een kwestie van uitproberen. En vergeet niet: we praten hier wel over ménsen.”
Voldoening
Niet zelden mochten families op het hoogtepunt van de pandemie hun geliefden niet bezoeken. Dat heeft ook bij artsen en verpleegkundigen diepe sporen nagelaten, benadrukt Kurd. „Ik heb echt weleens op het punt van instorten gestaan. Gelukkig had ik een thuisfront dat me opving.”
Toch had de arts die periode niet willen missen, constateert hij achteraf. „We maakten onmenselijk lange dagen en vergden het uiterste van onszelf. Maar we zijn er naar mijn mening in geslaagd om de hoge standaard van onze zorg te handhaven. En belangrijker nog: we hebben in het hele land de handen ineengeslagen, ondanks dat onze samenleving zo verdeeld was. Ik teer nog steeds op de voldoening die ik toen uit mijn werk haalde.”
In de hal van het ziekenhuis is het een komen en gaan van patiënten en bezoekers. De verplichte mondkapjes vormen een zichtbaar bewijs dat ook in Israël het gevaar van corona niet is geweken.
Heiligheid
Corona zal voorlopig bij ons blijven, voorspelt de hartspecialist. „We moeten ermee leren leven, vrees ik. God staat boven alles, maar we kunnen niet op voorhand op wonderen vertrouwen. Misschien zal het virus op den duur zichzelf vernietigen, maar vooralsnog moeten we met de gevolgen omgaan.”
De voormalige ziekenhuisdirecteur is rotsvast van de noodzaak van vaccinatie overtuigd en sprak zich de afgelopen tijd diverse keren publiekelijk uit in de Israëlische overheidscampagne om inenting te promoten. „De Almachtige laat ons de verantwoordelijkheid om te kiezen tussen leven en dood, voor zover dat in ons vermogen ligt. We weten dat de keus voor niet vaccineren tot de dood kan leiden. Vanuit het Joodse principe van de absolute heiligheid van het leven kan ik geen fundamentele religieuze argumenten tegen inenting vinden.”
Grote moeite heeft Halevy met de vele complottheorieën die inzake corona en vaccinatie de ronde doen. „Ik probeer de aanhangers van dat soort ideeën altijd met wetenschappelijke argumenten tegemoet te treden. Meer kan ik niet doen. Maar ik ben er wel van overtuigd dat veel mensen inmiddels het slachtoffer van bijgeloof zijn geworden.”
Glimlach
Het was schipperen tussen humor en diepe ernst, herinnert de Israëlische hulpverleenster zich. „Bij sommige patiënten kon ik een glimlach op hun gezicht krijgen door te vragen hoe dit hotel hun beviel. Maar anderen keek ik alleen maar in de ogen, zonder te praten. Of ik hield heel voorzichtig hun hand vast. Mensen denken dat clowns altijd vrolijk zijn, maar we zijn vooral heel eerlijk. Ik heb nog nooit zo veel gehuild. Toch probeerde ik altijd met een lach te eindigen.”
Rosi hielp niet alleen patiënten, maar bekommerde zich ook om het medisch personeel. „Zij hebben het net zo hard nodig. Op de corona-afdeling zie je alleen maar iemands ogen, omdat we allemaal dik ingepakt zitten. Daarom heb ik een vel stickers met smileys die precies je gemoedstoestand aangeven. Ik vroeg de artsen en verpleegkundigen zo’n symbooltje uit te kiezen en op hun pak te plakken. Dan wist ik precies hoe ze zich voelden.”