Advent: tijd van grote woorden
De toenemende polarisatie in de samenleving raakt ook orthodoxe christenen. Dat blijkt bij discussies rondom corona; maar niet alleen daar. Kan, juist nu, de kribbe nog verbinden? Wat betekent advent in een tijd van grote woorden?
De onrust in de samenleving raakt ook de gereformeerde gezindte. Er is verdeeldheid over de coronamaatregelen; vaccinatie is een beladen onderwerp; de vraag of corona een nieuwe wereldorde inluidt, leidt tot verhitte discussies. Polderen heeft plaatsgemaakt voor polarisatie.
Dat de coronacrisis tot onrust leidt, is begrijpelijk. Het virus wakkert immers onzekerheid aan. Daarnaast voedt het zwalkende crisismanagement van de overheid wantrouwige geesten. In zulke onzekere tijden zijn grote woorden snel gesproken. Maar hoe begrijpelijk ook: dat is gevaarlijk. Woorden kunnen verhoudingen blijvend ontwrichten; soms loopt de scheidslijn dwars door families. Grote woorden leggen een nare hypotheek op vriendschappen en relaties. Juist christenen, mensen van het Woord, moeten zich bewust zijn van de kracht van woorden.
Herziening
Het probleem van grote woorden in de gereformeerde gezindte is natuurlijk breder dan de coronatwisten. Daarom nog een actueel voorbeeld: de discussie rond de herziening van de Statenvertaling. Toen de Herziene Statenvertaling (HSV) in 2010 verscheen, was er behalve blijdschap ook felle kritiek. Vanaf sommige kansels is de HSV letterlijk gedemoniseerd.
Inmiddels is de gereformeerde gezindte echter ingehaald door de tijd. Het taboe dat jongeren moeite hebben met het taalkleed van de Statenvertaling is in enkele weken tijd verschillende keren doorbroken. Het canoniseren van een vertaling heeft blijkbaar zijn grenzen.
De pleidooien voor een nieuwe vertaling zijn herkenbaar; ze vertonen namelijk opvallende gelijkenis met wat er destijds rondom de herziening van de Statenvertaling is gezegd. Strikt genomen gaan de nieuwe plannen nog verder: het zou nu immers gaan om een nieuwe vertaling, zij het in de geest van de Statenvertalers. Wie echter dit pad op gaat, komt op z’n minst terecht bij de HSV.
Intussen lijkt die vertaling nauwelijks een serieus alternatief om het actuele probleem van de verstaanbaarheid van de Bijbel aan te pakken. Dat is begrijpelijk: er zijn immers grote woorden gesproken. Daarmee hebben geestelijke leiders zichzelf in een lastige positie gemanoeuvreerd. Wie destijds de HSV afwees, kan haar nu niet omarmen, op straffe van gezichtsverlies.
Er zijn natuurlijk veel meer voorbeelden van grote woorden. Kerkscheuringen en andere twisten halen het slechtste in mensen boven. Hetzelfde geldt voor grote woorden in familie- en vriendenkring. Woorden kunnen helen, maar ook verwonden.
Intussen breekt de adventstijd aan. In veel kerken klinkt de lofzang van Maria, het Magnificat: mijn ziel maakt de Heere groot en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker; Hij Die machtig is, heeft grote dingen aan mij gedaan, en heilig is Zijn Naam. Hij heeft gedaan wat Hij beloofd heeft. Deze hoge woorden zetten menselijke grote woorden onder kritiek: hoe staat het met het grootmaken van God?
De Duitse theoloog en predikant Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) preekt in het jaar 1933 over het Magnificat. In een gespannen situatie: hij bevindt zich op dat moment in Londen, terwijl hij diep bezorgd is over de machtsovername door Hitler. In die context leest hij de lofzang van Maria. Volgens hem laat het Magnificat zien dat God alle menselijke grootheid oordeelt en dat Hij in de kleinheid van de komst van Christus Zijn nieuwe wereld schept. God spreekt grote woorden, maar Hij maakt ze ook waar.
Zijn woorden betekenen voor Bonhoeffer het oordeel over menselijke macht. De macht van Hitler, al noemt Bonhoeffer hem niet met name. Maar niet alleen die: grote machthebbers vormen altijd maar een kleine minderheid, maar er zijn des te meer kleine machthebbers; gewone mensen dus.
Hiermee is niet gezegd dat mensen geen grote woorden mogen spreken. Ze kunnen juist van moed getuigen. Een christen legt ze echter langs de meetlat van het Woord van God. En wie daarvan leeft, bekeert zich van te grote woorden. Advent is tijd van inkeer.
Bekering
Dit stelt voor de vraag of er in de gereformeerde gezindte ruimte is om terug te komen op woorden die vooral uit macht én onmacht voortkomen. Bijbelser gezegd: hoeveel ruimte is er voor bekering? Bekering is een Bijbels kernwoord. De prangende vraag is echter in hoeverre de orthodoxe christenheid dit woord ook ernstig neemt als het gaat om terugkomen op woorden die verwonden in plaats van dat ze genezen.
Bij menselijke zonde en falen biedt advent juist perspectief: dat van Gods genade. Nog even terug naar Bonhoeffer; volgens hem laat Christus in de kribbe zien dat God Zich niet schaamt voor de geringheid van de mens. De Heere gaat er middenin staan, Hij doet wonderen waar mensen die allerminst verwachten. Krachtig brengt Bonhoeffer onder woorden wat genade inhoudt: „Waar mensen zeggen ”verloren”, daar zegt God ”gevonden”; waar mensen zeggen ”geoordeeld”, daar zegt Hij ”gered”; waar mensen ”nee” zeggen, zegt Hij ”ja”. Waar mensen onverschillig of hoogmoedig hun blik afwenden, daar straalt uit Zijn ogen een liefde die nergens haar gelijke vindt.”
Dat het mogelijk is om op woorden terug te komen, blijkt uit de reactie van ds. Paul Visser na zijn veelbesproken preek over corona en de ”Great Reset”. Onomwonden zegt hij dat hij zijn woorden anders had moeten kiezen; dat hij angst aanwakkerde, terwijl hij geroepen is om de gemeente in de ruimte van het heil te zetten. Daarmee laat ds. Visser zien wat een begaanbare weg is om op al te grote woorden terug te komen; zelfs als dit kwetsbaar maakt.
Het zou de gereformeerde gezindte goed doen als iedereen meer op zijn woorden let. De adventstijd is een goede gelegenheid om terug te komen op woorden die verwonden in plaats van dat ze genezen; publiekelijk, maar ook in de kring van familie en vrienden. Als God Zich niet schaamt voor menselijke geringheid, dan hoeven zondaren zich er ook niet voor te schamen.
Ook in advent 2021 is er hoop, ondanks zonde en falen; door Jezus, Gods hoogste Woord.