Celstraf dreigt na hulp om vluchteling
Mensensmokkel, spionage en lidmaatschap van een criminele organisatie. De aanklacht tegen de Nederlandse hulpverlener Pieter Wittenberg (74) is niet mals. „Ik houd er serieus rekening mee dat ik de rest van mijn leven in een Griekse cel doorbreng. Bizar.”
Wanneer hij van het Griekse eiland Lesbos weer naar Nederland vertrekt? Wittenberg heeft geen idee. „Als ik een betaalbaar ticket op de kop kan tikken, denk ik”, zegt de inwoner van het Drentse dorp Peest. Met humor: „Toen ik vorige week richting Griekenland vloog, hield ik er ernstig rekening mee dat ik daar zou moeten blijven. Een retourtje boeken leek me dus niet zo verstandig.”
Samen met 23 andere hulpverleners stond de gepensioneerde zakenbankier donderdag voor de Griekse rechter. De club vrijwilligers wordt verdacht van onder meer spionage, het onthullen van staatsgeheimen en mensensmokkel. Tot een uitspraak in de zaak kwam het donderdag niet. De rechter achtte zich niet bevoegd een oordeel uit te spreken en verwees door naar een hogere rechter. Een van de 23 verdachten is namelijk advocaat en die mag volgens de Griekse wet niet door een reguliere rechtbank berecht worden. In april of mei gaat de behandeling van de zaak verder.
Teleurstellend dat er geen uitspraak is gedaan, vindt Wittenberg. „lk had gehoopt dat de rechter voor eens en altijd heel duidelijk had gemaakt dat het bieden van humanitaire hulp nooit een misdaad is. Nu rest helaas niets anders dan wachten.”
Vuurtoren
In 2016 –op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis– vertrok Wittenberg naar het Griekse eiland Lesbos. Zijn jongste zoon was kort daarvoor, in 2015, omgekomen door een ongeval. „Hoe kan ik mijn leven weer betekenis geven, vroeg ik me op dat moment af”, vertelt de Drentenaar. „Humanitair werk op Lesbos was voor mij het antwoord.”
Drie maanden lang deed Wittenberg –ervaren schipper– voor hulporganisatie Emergency Response Centre International vrijwilligerswerk op het Griekse eiland. „Ik bestuurde daar een reddingsboot. We voeren uit als het donker werd en hielden in de gaten of er vluchtelingen aankwamen. Als dat het geval was, begeleidden we die rubber- bootjes naar plaatsen waar ze konden aanmeren. De bestuurder van die bootjes hadden vaak geen enkele ervaring op zee. „Vaar maar naar de vuurtoren”, werd nogal eens tegen hen gezegd. Terwijl dat het domste is wat je kunt doen. Wij probeerden ervoor te zorgen dat ze veilig aankwamen en konden aanleggen bij een strand.”
Door dat te doen, heeft Wittenberg zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, vindt de Griekse officier van justitie. Onzin, benadrukt Wittenberg. „Juridisch gezien maak je je enkel schuldig aan mensensmokkel als je dat doet voor geldelijk gewin. Wij kregen niets voor onze hulp. Bovendien moet je bij smokkel personen over een landsgrens brengen. Dat was ook niet het geval. De vluchtelingen waren al op Grieks grondgebied. Wij probeerden er alleen voor te zorgen dat ze niet op zee omkwamen. Bizar dat we juist hiervoor worden aangeklaagd.”
Wittenberg en de andere vrijwilligers worden daarnaast aangeklaagd voor spionage. „De officier van justitie zegt dat wij via een versleutelde berichtendienst, in ons geval WhatsApp, met elkaar communiceerden. Wij maakten inderdaad gebruik van WhatsApp; dat is een gratis dienst en scheelt ons dus honderden euro’s aan telefoonkosten. De Griekse regering ziet het gebruik van WhatsApp echter als aanwijzing voor spionage. Het is zo bizar dat het bijna lachwekkend is.”
Geweten
De Drentenaar houdt serieus rekening met veroordeling. „Ik hoop natuurlijk niet dat het zover komt”, benadrukt hij. „Maar is dat wel het geval, dan zij dat zo. Uitgaand van het ergste scenario beland ik voor 25 jaar in een Griekse cel. Daar zal ik dan waarschijnlijk niet levend uitkomen – ik ben nu al 74 jaar.”
Het interesseert hem „geen barst” wat de rechter zal beslissen. „Als ik over mezelf praat, tenminste. Mijn geweten is vrij, ik heb de dingen gedaan waarvan ik vond dat ik die moest doen. Oordeelt de rechter daarover anders, dan zij dat zo en zal ik daarmee moeten leven. Ik weet dat ik onschuldig ben.”
Wat hem wel pijn doet, is dat hij zijn familie hierin meetrekt. „Zelf ga ik er redelijk nuchter mee om. Maar voor mijn familieleden zou ik een veroordeling erg vinden. Zij hebben dan te kampen met de gevolgen van iets wat ik heb gedaan – en dat schrijnt.”
Hart
De zaak heeft niet enkel impact op het privéleven van Wittenberg en de andere verdachten, maar ook op het vrijwilligerswerk op de Griekse eilanden. „Dit is welbewuste intimidatie van hulpverleners”, zegt de zeventiger. „Ik voel me in een situatie gemanoeuvreerd dat ik bijna tegen nieuwe vrijwilligers moet zeggen: Weet wat je doet als je naar Griekenland gaat. Zo’n ontmoediging krijg ik niet over mijn lippen. Helpen van mensen die het moeilijk hebben, vormt namelijk de kern van onze beschaving.”
Het beleid van de Griekse autoriteiten om vrijwilligerswerk te „criminaliseren” is giftig, vindt Wittenberg. „En dit speelt breder dan allen in Griekenland (Zie: ”Criminalisering humanitaire hulp”). De Europese Unie sluit mijns inziens haar ogen voor wat hier aan de gang is. En dat is erg, want uiteindelijk zijn de vluchtelingen daarvan de dupe – omdat straks misschien geen vrijwilliger meer durft te komen om te helpen. Dat gaat me aan het hart.”