De zaak is opzienbarend omdat de huidige bestuursvoorzitter en de voormalige topman van Lundin Energy zich voor de rechtbank moeten verantwoorden en lange gevangenisstraffen riskeren. Ook vormt de grote strafzaak mogelijk een precedent voor toekomstige rechtszaken, stelt PAX.

Volgens de Zweedse justitie zijn de topbestuurders medeplichtig aan ernstig geweld in het oliegebied, waar Lundin Energy tussen 1997 en 2003 actief was. Ze zouden oorlogsmisdaden door het Sudanese leger en aan Khartoum gelieerde milities oogluikend hebben toegestaan.

Er heerste in die jaren een fel gewapend conflict tussen zuidelijke milities en het Sudanese regeringsleger, waarbij op grote schaal misdaden werden gepleegd. Volgens vredesafspraken was de bewaking van een plaatselijk olieveld dat Lundin wilde ontginnen de verantwoordelijkheid van zuidelijke milities. Maar in 1999 veranderde het olieconcern volgens de aanklagers van gedachten en vroeg Lundin het Sudanese regeringsleger om beveiliging. Daarbij zouden de twee aangeklaagde bestuurders hebben geweten dat dit gepaard ging met oorlogsmisdaden.

Het Zweedse OM beschuldigt Lundin er ook van de Sudanese regering wegen te hebben beloofd in gebieden die niet onder controle van het regeringsleger waren. Daarnaast informeerde het concern Sudan over olievelden die het wilde exploreren in diezelfde gebieden, wat volgens justitie betekende dat het Sudanese leger en milities dat land eerst met geweld moesten veroveren voordat die activiteiten konden beginnen.

Anna Timmerman, directeur van PAX, prijst Zweden voor de inzet voor het internationale recht en spreekt van een historische prestatie. „Het vraagt om veel doorzettingsvermogen om zo’n enorme strafzaak voor de rechter te brengen, temeer als een leger aan advocaten van de verdachten alles op alles zetten om de rechtsgang te frustreren. Deze aanklacht is een erkenning van het enorme menselijke leed dat oliewinning in Zuid-Soedan heeft aangericht.”