Oplossing in Tsjetsjeens conflict nog ver weg
Er gaat geen dag voorbij of er vallen doden en gewonden in Tsjetsjenië. Alle mooie woorden van de Russische autoriteiten ten spijt zijn er onder hen ook nog steeds veel burgerslachtoffers. Een jaar nadat president Poetin de oorlog in de afvallige republiek als beëindigd verklaarde, is deze dus nog in volle gang.
In de Russische hoofdstad is er maar weinig van te merken dat er in het zuiden van het land een oorlog gaande is. Of het moet het handjevol invalide Tsjetsjenië-veteranen zijn dat dagelijks in de Moskouse metro al zingend en bedelend een extraatje probeert bij te verdienen.
De meeste inwoners van Moskou zijn zich de oorlog dan ook nog nauwelijks bewust. De media besteden er maar mondjesmaat aandacht aan. Het nieuws over Tsjetsjenië bestaat voornamelijk nog uit televisiereportages over de „uitstekend verlopende wederopbouw” van de republiek en over de „uiterst succesvolle vernietiging” van terroristen. Ook kranten zijn weinig scheutig met informatie.
Journalisten kunnen dan ook moeilijk vrij rondreizen in Tsjetsjenië. Wel kunnen ze mee met door het Kremlin georganiseerde persreizen. Veiligheid is gegarandeerd, maar je krijgt slechts dat te zien wat de Russische autoriteiten nieuwswaardig achten.
Nog maar enkelen wagen het op eigen houtje de hermetisch afgesloten republiek binnen te gaan. Noodzakelijk hiervoor is het inhuren van een aantal zwaarbewapende lokale lijfwachten. En die moeten ook over uitstekende contacten beschikken aan zowel Tsjetsjeense als Russische kant, wil de journalist niet het slachtoffer worden van ontvoering, afpersing of beschieting.
Maar zelfs als het de verslaggever lukt de situatie ter plaatse objectief te beschrijven, is de kans klein dat hem dit de volgende keer weer lukt. Dat ondervond ook Anna Politkovskaja van het weekblad Novaja Gazeta. Na een serie kritische reportages werd ze het doelwit van een lastercampagne en dook ze noodgedwongen onder. De laatste tijd zijn er geen reportages meer van haar hand te lezen.
Eenzelfde situatie geldt voor onafhankelijke hulpverleners en mensenrechtenactivisten. Zij verblijven meestal noodgedwongen in de aangrenzende republieken Ingoesjetië of Noord-Ossetië en krijgen maar zelden toestemming de grens over te gaan. De Russische autoriteiten zijn er dus goed in geslaagd de verspreiding van objectieve en vooral ongewenste informatie over Tsjetsjenië tegen te gaan.
Alleen dit al maakt de Russische bewering dat de situatie in de republiek zich „normaliseert” ongeloofwaardig. Want er is niemand die dit onafhankelijk kan bevestigen. De vele slachtoffers die nog dagelijks onder de Russische militairen vallen, getuigen in ieder geval van het tegendeel.
Juist deze week maakte het Russische ministerie van Defensie nieuwe officiële cijfers bekend. Sinds het begin van de oorlog in augustus 1999 zijn er 2449 militairen omgekomen. Op 1 november ging het nog om 2136 militairen. Sindsdien zijn er in Tsjetsjenië dus gemiddeld zo’n twee militairen per dag gesneuveld.
Inclusief slachtoffers onder de binnenlandse veiligheidstroepen, politie en paramilities gaat het om een totaal van meer dan 3500 Russische doden. Maria Fedoelova van de mensenrechtenorganisatie Comité van Soldatenmoeders meent dat het werkelijke aantal twee keer zo hoog ligt. „De Russische legerleiding houdt dit getal bewust laag om maatschappelijke onrust te voorkomen.”
De Russische autoriteiten kwamen deze week ook met het nieuwste cijfer ’vernietigde’ rebellen naar buiten: 12.760 Tsjetsjenen sinds augustus 1999. „Dat betekent dat er alleen al sinds september 1224 rebellen zijn gedood en er nu nog maar 300 over zouden zijn”, concludeert Oleg Orlov van de mensenrechtenorganisatie Memorial enigszins sceptisch. Over het aantal burgerslachtoffers in de Tsjetsjeense oorlog bestaan geen officiële cijfers. Maar de meeste schattingen spreken over vele duizenden. Juist het afgelopen halfjaar is hun aantal weer groeiende. Mensenrechtenorganisaties als Memorial en Human Rights Watch constateren dat zowel aan Tsjetsjeense als aan Russische zijde de agressie tegen de burgerbevolking toeneemt. Zij is steeds vaker het slachtoffer van beroving, mishandeling, verkrachting, verdwijning en moord.
In een serie ooggetuigenverslagen over de agressie, vastgelegd in recent gepubliceerde rapporten, valt een vast patroon te ontdekken. Tsjetsjeense rebellen plegen aanslagen op Russen of op Tsjetsjenen die met de Russen collaboreren. Het Russische leger sluit het desbetreffende gebied hermetisch af en houdt intensieve razzia’s naar de daders. Deze ”zatsjistki” (letterlijk ”schoonmaakacties”) gaan gepaard met buitensporig veel geweld, waaronder plunderingen, mishandelingen en verkrachtingen. Ook hebben er op grote schaal arrestaties plaats. Van de arrestanten keert steevast een aantal nooit meer terug en sommigen worden later dood en verminkt teruggevonden. Dergelijke ooggetuigenverslagen zijn ook opgetekend en bevestigd door journalisten wie het gelukt is door te dringen tot de plaatsen des onheils, zoals Ilja Maksakov van Nezavisimaja Gazeta.
Ondanks de toename van dergelijke incidenten in het afgelopen halfjaar was Tsjetsjenië de laatste tijd opvallend afwezig in het westerse politieke discours. Kritiek op het Russische optreden in de afvallige republiek is vrijwel verstomd. Dit is het rechtstreekse gevolg van de aanslagen van 11 september in New York en Washington en de daaropvolgende internationale antiterroristische acties.
In ruil voor Russische steun aan de coalitie tegen het terrorisme gaf het Westen Poetin feitelijk de vrije hand in Tsjetsjenië onder het mom van een „gemeenschappelijk front tegen het terrorisme.” De Amerikanen bleken gevoelig voor het Russische argument dat de Tsjetsjeense rebellen rechtstreeks zouden worden gestuurd en gefinancierd door Bin Ladens al-Qaida-netwerk. Maar overtuigende bewijzen hebben de Russen hiervoor eigenlijk nooit geleverd.
Ondanks een aantal onderhandelingspogingen eind vorig jaar zijn de partijen in het Tsjetsjeense conflict sinds de gebeurtenissen van september vorig jaar alleen maar verder van elkaar af komen te staan. Vrede lijkt verder weg dan ooit en de situatie ter plaatse is volledig in een impasse geraakt.
Uit recent onderzoek blijkt dat zelfs de Russische bevolking in toenemende mate twijfelt aan het nut van de oorlog. Behalve het hoge aantal dodelijke slachtoffers onder Russische soldaten -vaak dienstplichtigen- is vooral het nietsontziende optreden van de totaal losgeslagen ”kontraktniki” (Russische huursoldaten) hier debet aan. En de aanhoudende berichten over de verdwijning van miljoenen aan publieke middelen zijn in toenemende mate een doorn in het oog van sommige politici.
Hoewel het Russische openbaar ministerie al vaak heeft beloofd strafrechtelijke onderzoeken naar al deze misstanden in te stellen, zijn er tot nog toe nauwelijks verdachten daadwerkelijk veroordeeld. Dit versterkt het beeld dat er ook in het huidigeTsjetsjenië ondanks -of misschien wel dankzij- de aanwezigheid van het Russische leger een toestand van volkomen rechteloosheid heerst.
Recentelijk deden in Rusland geruchten de ronde dat het Westen plannen zou hebben om in navolging van het Joegoslavië-tribunaal ook een Tsjetsjenië-tribunaal op te zetten. Deze berichten waren voor het eerst te horen na een ontmoeting tussen de Tsjetsjeense rebel Achmad Zakajev en hoofdaanklaagster van het Joegoslavië-tribunaal Carla Del Ponte onlangs in Den Haag. En ze werden luider na vage uitspraken hierover door europarlementariër Lord Frank Judd in een uitzending van Radio Echo Moskvy vorige week.
Kremlin-woordvoerder Sergej Jastrzembski heeft inmiddels woedend gereageerd op de suggestie. „Noch Lord Judd en Carla Del Ponte, noch iemand anders mag Moskou intimideren met de gevolgen van het aanhoudende terrorisme in Tsjetsjenië. De republiek is geen Bosnië of Kosovo, en Rusland is niet het voormalig Joegoslavië. In Tsjetsjenië vecht Rusland tegen het internationale terrorisme, op dezelfde wijze als de VS en andere bondgenoten van Moskou dit doen in Afghanistan.”