Jeu-de-boules: van spel tot sport
Beschrijf een beeld van een typisch Frans dorpsplein en geheid dat er een paar oudere mannetjes in voorkomen die gemoedelijk onder platanen staan te jeu-de-boulen.
Net als de Eiffeltoren en stokbrood staat het balspel synoniem aan Frankrijk. Inmiddels is het ook in Nederland een populaire sport. De Nederlandse Jeu de Boules Bond bestaat volgend jaar zelfs al 50 jaar.
Bij veel mensen zat het ook de afgelopen periode weer in de bagage: een setje van acht met zand gevulde, gekleurde plastic ballen en één klein balletje. Alleen de aanblik al werkt ontspannend. Jeu-de-boules associeert bijna iedereen nu eenmaal met vakantie. Bovendien is het op hete zomerdagen geregeld de enige activiteit waar je zin in hebt. Je kunt het dan ook gedachteloos spelen en meestal gewoon meteen voor de tent of caravan. Je gooit het kleine balletje op en beginnen maar. Ook hoeft het spel niet lang te duren. Een officieel potje gaat tot 13 punten, maar als tellen te veel moeite is op een lome dag, dan doe je het niet. De regels zijn zo basic dat je jeu-de-boules ook prima in je eentje kunt spelen, zonder dat het verveelt. Maar als je dan toch twee vereisten moet noemen om jeu-de-boules tot een uitdagende bezigheid te maken, is dat een redelijk vaste hand en een scherpe blik.
Overigens is de officiële naam van het balspel zoals dat doorgaans wordt gespeeld petanque. Jeu-de-boules is de overkoepelende naam.
Stan Polman (74), gepensioneerd communicatiespecialist uit Amsterdam, maakte kennis met jeu-de-boules zoals de meeste mensen dat doen: op vakantie in Frankrijk, de bakermat van het balspel, waar het spel alomtegenwoordig is. Polman: „Hoewel jeu-de-boules oorspronkelijk uit de Provence, in het zuiden, komt, heeft het zich in de naoorlogse jaren als een olievlek over Frankrijk verspreid. Ik leerde het eind jaren zestig kennen vlak bij Nancy in het noordoosten, waar ik het geregeld speelde in Parc des Bousquets, de kasteeltuin van het kasteel van Lunéville. Ik vond het zo’n leuk en sociaal spel dat ik het ook thuis in Nederland wilde doen. Samen met een paar vrienden vroegen we voor de lol informatie aan bij de internationale jeu-de-boulesbond en voor we het wisten lag de toestemming voor de oprichting van een nationale vereniging op de deurmat. Ik werd de eerste voorzitter. Het was 1972 en de NJBB, de Nationale Jeu de Boules Bond, bestaat in 2022 dus een halve eeuw.”
In een tijd dat op vakantie gaan naar het buitenland nog lang niet voor iedereen was weggelegd, viel de komst van het typisch Franse spel op in ons kikkerland. Polman herinnert zich nog de vele media-aandacht die er in het begin was. „We organiseerden toernooien in parken in het hele land waaraan soms wel zo’n 400 mensen meededen. En dat compleet met Franse muziek, hapjes en drankjes.” Wel maakte Polman bij de oprichting meteen een klassieke fout. „De officiële naam van jeu-de-boules zoals wij het kennen is petanque, maar wisten wij veel. Jeu-de-boules is de verzamelnaam van verschillende balspellen waaronder, naast petanque, bijvoorbeeld jeu provençal, dat over een veel grotere afstand wordt gespeeld. Daarentegen zeg je in het Frans nooit dat je een potje petanque gaat spelen maar een potje gaat „ballen” (On va jouer aux boules). Dus nou ja, we hebben de naam maar zo gehouden, al spelen we dus petanque en geen jeu-de-boules.”
Henry Calvetti (68), gepensioneerd accountmanager voor de Nederlandse bloemensector, groeide op met petanque. In zijn geboortestad Marseille aan de Franse zuidkust speelde hij het geregeld met zijn vriendjes en zijn vader. Toen hij in 1975 voor de liefde naar Nederland verhuisde, verloor hij de traditie in eerste instantie uit het oog. Calvetti: „Ik wist niet anders dan dat het bij Frankrijk hoorde. Ik was dan ook blij verrast toen ik rond 1985 in een plaatselijke krant een stukje las over een petanquevereniging, vlak bij Aalsmeer, waar ik woon. Sindsdien speel ik weer elke week, tegenwoordig in Haarlem. Het is leuk om te zien dat de sport uit het vaderland van mijn jeugd zo aanslaat in Nederland.”
Petanque kun je dan ook bijna overal spelen. „Ik speelde regelmatig in het Galileïplantsoen in Amsterdam”, herinnert Polman zich, „dat was een groot terrein waar grind lag en veel ruimte was. De ondergrond was uitstekend om op te spelen en een baan aanleggen hoefde niet. Dat gold voor veel parken en zelfs langs de Hofvijver in Den Haag was het prima jeu-de-boulen. Helaas zijn in veel parken de paden geasfalteerd, waardoor wij speelterrein zijn kwijtgeraakt. Als bond hadden we wel een handleiding voor gemeenten om banen aan te leggen en de laatste jaren zie je die steeds vaker opduiken. Hier in Amsterdam bijvoorbeeld zie je dat en ook binnen jeu-de-boulen wordt steeds populairder, zoals bij Mooie Boules, die meerdere vestigingen heeft in de hoofdstad.”
Petanque is een echte gezelligheidssport, zegt zowel Polman als Calvetti en, willen ze benadrukken, voor mensen van alle leeftijden. Toch blijkt het beeld van de oude mannetjes op het dorpsplein hardnekkig, want de gemiddelde leeftijd van Nederlandse jeu-de-boulesspelers gaat richting middelbaar. Misschien heeft dat ook te maken met het tempo, dat, vergeleken met andere sporten, extreem laag ligt. Petanque spelen ontspant, of je nu wel of geen competitie speelt. Calvetti, die een paar keer Nederlands jeu-de-bouleskampioen en twee keer Europees kampioen voor veteranen werd: „Het leukste is toch wel het plezier dat ontstaat tijdens een wedstrijd. Ik neem petanque niet al te serieus, behalve als sociale activiteit. Elke donderdagavond is het vaste prik. En nu het langzaam weer herfst wordt, verhuizen we naar binnen, naar onze prachtige, overdekte ”boulodrôme”.” En vindt hij het dan niet een heel klein beetje vernederend om in de sport die zo verbonden is aan zijn vaderland, geregeld te verliezen van een Hollandse clubgenoot? Calvetti lacht: „Jij dacht dat ik, omdat ik Fransman ben, beter ben dan Nederlanders? Verre van dat! Het is maar goed dat ik niet al te chauvinistisch ben en goed tegen m’n verlies kan.”
Zie ook: njbb.nl.