Kosovaren betogen tegen berechting UCK–strijders in Den Haag
Ruim tienduizend etnisch–Albanese demonstranten hebben maandag in de Kosovaarse hoofdstad Pristina betoogd tegen de gerechtelijke vervolging van drie voormalige Albanese guerrillastrijders door het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag.
De betogers droegen Albanese vlaggen en foto’s van de drie oud–guerrillastrijders, Fatmir Limaj, Haradin Bala en Isak Musliu. De drie waren lid van het Kosovaarse Bevrijdingsleger UCK, dat in de oorlog van 1998–1999 tegen Servische strijdkrachten vocht. Zij worden door het Joegoslaviëtribunaal beschuldigd van moord, marteling en het gevangen zetten van Servische burgers en Albanese burgers die verdacht werden van collaboratie. Alle drie zeggen onschuldig te zijn.
Het is de eerste keer dat het tribunaal tot vervolging is overgegaan van Albanese rebellen, die in de oorlog met Servië aan de zijde van NAVO vochten. Hun arrestatie in februari 2003 leidde in Kosovo tot grootschalige protesten. Veel Kosovaren beschouwen de drie als oorlogsheld. Een leider van de Kosovaarse oorlogsveteranenbond, Sherif Krasniqi, zei dat met het proces ‘de bevrijdingsoorlog van het UCK’ gelijk wordt geschakeld met de Servische ‘genocideoorlog’. Veel betogers droegen borden waarop werd opgeroepen tot het vertrek van de Verenigde Naties uit Kosovo.