Een definitie van terrorisme, waar de conferentie eigenlijk om begonnen was, ontbreekt in de slotverklaring. Dat is volgens de afgevaardigden meer een taak voor de Verenigde Naties. „Het is niet aan ons om voor de internationale gemeenschap een definitie te geven van het internationale terrorisme”, zei de Iraanse onderminister van buitenlandse zaken Mohamed Zarif. „Het is aan ons om de internationale gemeenschap te vragen een proces te beginnen om terrorisme te definiëren. Dat proces is begonnen.”

De Maleisische premier Mahathir Mohamed, de gastheer van de conferentie, had voorgesteld om elke aanval op burgers, of die nu wordt uitgevoerd door de vliegtuigkapers van 11 september, de Israëlische strijdkrachten of Palestijnse zelfmoordenaars, te veroordelen als een daad van terreur. Wel maakte hij daarbij de aantekening dat de zelfmoordaanslagen een reactie zijn op staatsterrorisme van Israël in de bezette gebieden.

In de reacties op Mahathirs voorstel kreeg de woede van de moslimwereld over de Israëlische militaire campagne in de Palestijnse gebieden de overhand en in de slotverklaring zeiden de landen elke poging te verwerpen om „terrorisme in verband te brengen met de strijd van het Palestijnse volk bij het uitoefenen van haar onvervreemdbaar recht een onafhankelijke staat te vestigen”.

In de verklaring zeggen de islamitische landen dat zij zullen werken aan een internationale definitie die onderscheid maakt tussen terrorisme en „legitieme strijd tegen buitenlandse bezetting”.

Van de stelling van Mahathir bleef het volgende over: „Wij veroordelen onherroepelijk daden van internationaal terrorisme in al zijn vormen en verschijningen, inclusief staatsterrorisme, ongeacht de motieven, daders en slachtoffers.”

De Maleisische premier had de conferentie georganiseerd om als islamitische landen duidelijk stelling te nemen tegen het internationale terrorisme en zo het negatieve imago af te schudden dat de islam sinds de aanslagen van 11 september aankleeft. Zulkifli Alwi, een leider van de jeugdafdeling van Mahathirs partij, zei het te betreuren dat de afgevaardigden de definitie van de premier niet hadden overgenomen, omdat die volgens hem „heel eerlijk” was. Kennelijk werden zij te veel beperkt door het beleid van hun eigen regeringen, zei hij. Maar de Maleisische minister van buitenlandse zaken, Syed Hamid Albar, vond dat de afgevaardigden „politieke wil” hadden getoond en eensgezind waren in hun mening over terrorisme.

De OIC is voornemens het terrorisme te bestrijden, maar ook te reageren op de ontwikkelingen waar moslims en moslimlanden na 11 september mee geconfronteerd worden, staat in de slotverklaring. Terrorisme mag niet met één godsdienst in verband worden gebracht en de strijd ertegen mag niet resulteren in het uitpikken van een etnische groep of bepaalde gemeenschap. In een kennelijke verwijzing naar Amerikaanse pogingen steun te krijgen voor een aanval op Irak verwierpen de afgevaardigden „elke eenzijdige actie tegen enig islamitisch land onder het mom van bestrijding van internationaal terrorisme”.

De conferentie sprak steun uit voor het vredesplan dat de Arabische leiders vorige week in Libanon hebben onderschreven en dat Israël normale betrekkingen met de Arabische wereld biedt in ruil voor teruggave van alle in 1967 veroverde gebieden en een regeling voor de Palestijnse vluchtelingen. Tot slot spraken de 57 lidstaten hun trouw uit aan de „ware beginselen en leerstellingen” van de islam, die „agressie verafschuwen en vrede, verdraagzaamheid en respect hoogachten”.