Inspectie: faalangst van invloed op keuze doorstuderen mbo’er
Factoren als faalangst of de vrees om een buitenbeentje te worden onder vrienden wegen zwaarder in de keuze voor mbo’ers om door te stromen naar het hbo dan bijvoorbeeld sociaal-economische achtergrond. De Inspectie van het Onderwijs concludeert dat met name persoonlijke kenmerken en de sociale omgeving een rol spelen bij de keuze om na het behalen van een mbo 4-diploma verder te studeren.
„De sociaal-economische achtergrond blijkt een minder grote invloed te hebben dan vaak wordt verondersteld”, aldus de inspectie. Hoeveel ouders verdienen of hoe hoog ouders zijn opgeleid maakt dus minder uit dan de mate van zelfvertrouwen van de mbo’er of de vraag wat vrienden of ouders vinden van de keuze om door te studeren.
Volgens de inspectie speelt daarbij het imago van het hbo een rol: het heersende idee dat mbo’ers harder zouden moeten werken op het hbo dan degenen die van de havo komen. Ook spelen de kosten en duur van een vervolgopleiding mee bij de keuze.
Vorig jaar ging 44 procent van de mbo 4-gediplomeerden naar het hbo. Maar onzeker is volgens de inspectie hoe groot de groep is die ook wel zou willen doorstuderen, maar daar toch niet voor kiest. Daarom is onderzoek gedaan naar de bewuste of onbewuste overwegingen van studenten. De onderzoeksgroep bestond uit een steekproef onder 4400 mbo 4-studenten.
De inspectie raadt mbo-opleidingen aan om meer aandacht te hebben voor de vraag wat laatstejaarsstudenten mogelijk weerhoudt van verder studeren. Ook pleit de inspectie voor het verlagen van financiële drempels voor mbo 4-studenten die willen doorstuderen.