Opnieuw geen toestemming voor jaarlijkse protestmars Hongkong
De Hongkongse politie geeft voor het tweede jaar op rij vanwege de coronapandemie geen toestemming voor een betoging op de herdenkingsdag van de Britse overdracht van de regio aan China. Op deze dag wordt traditioneel een grote protestmars gehouden voor uiteenlopende onderwerpen, bijvoorbeeld voor meer democratie en tegen de hoge prijzen op de woningmarkt.
Het coronavirus wordt als reden genoemd om de betoging te verbieden, maar critici claimen al langer dat de pandemie wordt gebruikt als excuus om protesten tegen te houden. De organisatie heeft te horen gekregen dat de actie kan leiden tot onder meer gezondheidsrisico’s en de aantasting van de openbare veiligheid. De politie heeft gewaarschuwd dat mensen die niet luisteren een celstraf tot vijf jaar riskeren. In voorgaande jaren had de mars tienduizenden deelnemers.
Hongkong werd op 1 juli 1997 door de Britten overgedragen aan China. Daarvoor was de regio zo’n 150 jaar een kroonkolonie van het Verenigd Koninkrijk. Er werd bij de overdracht afgesproken dat er 50 jaar een principe van ‘één land, twee systemen’ zou gelden. Daardoor hebben Hongkongers meer vrijheden dan inwoners van het Chinese vasteland.
Peking heeft de afgelopen jaren zijn grip op Hongkong verstevigd. Vooral de omstreden nationale veiligheidswet, die een jaar geleden werd ingevoerd, heeft grote impact op de vrijheden in Hongkong. Een daarvan is het recht op demonstratie. Vorig jaar kwamen ondanks het verbod nog duizenden mensen af op de mars van 1 juli, maar dat wordt dit jaar niet verwacht. Door de veiligheidswet is het voor de tegenstanders van de centrale en regionale regering moeilijker geworden om kritiek te uiten.
De herdenking van de Britse overdracht vindt dit jaar plaats op de dag waarop de Chinese Communistische Partij precies 100 jaar bestaat.