„Investeren in onderwijs is een aanbetaling op de toekomst van Amerika”, schreef president Biden eind april bij de presentatie van zijn American Families Plan (AFP). Het totale plan is een injectie van 1,8 biljoen dollar, waarvan ongeveer de helft naar verbetering van het onderwijs gaat. Doel van de onderwijsverbetering is volgens het Witte Huis de versterking van de Amerikaanse middenklasse: „de ruggengraat van de samenleving.”

Biden wil kinderen vier jaar extra gratis onderwijs laten volgen: twee jaar voorafgaand aan het huidige curriculum en twee jaar daarna. Daarmee hoopt hij beter opgeleide Amerikanen te krijgen. Daarnaast wil hij de kinderopvang verbeteren, in het bijzonder voor ouders met een laag inkomen. Ook de opleiding en salariëring van docenten moet beter. Daarbij wil de regering speciaal aandacht geven aan de opleidingsmogelijkheden niet-blanke docenten.

Conservatieve Amerikanen hebben grote moeite met het AFP, met name vanwege de twee jaar die kinderen eerder naar school moeten. In de praktijk betekent dit dat kleuters al op driejarige leeftijd onderwijs gaan volgen. De regering stelt dat voorschoolse opvang „van cruciaal belang is om ervoor te zorgen dat kinderen vroeg sociale vaardigheden leren, waardoor ze tijdig klaar zijn om met succes de verdere schooltijd te doorlopen.”

Beïnvloeding

Volgens Lindsey M. Burke, directeur van The Heritage Foundation’s Center for Education Policy, is het plan van Biden echter „een uiterst gevaarlijke, ideologisch geladen aanslag op de opvoeding die ouders hun kinderen willen geven.” Ze is ervan overtuigd dat het niet alleen gaat om het vormen van een goed opgeleide middenklasse. „De overheid wil kinderen al op jonge leeftijd kunnen beïnvloeden. Ze moeten sociaal vaardig worden. Maar dat is niet waardenvrij. Dat heeft alles te maken met je levensbeschouwing”, zegt ze in een telefonisch interview.

Burke wil de regering-Biden er niet van beschuldigden kinderen te beschouwen als eigendom van de staat. „Daarvoor is Biden nog te zeer gestempeld door het traditioneel-democratisch denken dat kenmerkend is voor de Amerikaanse samenleving. Maar de linkerflank van zijn partij tendeert wel in die richting. Die wil kinderen modelleren naar eigen maatschappelijke en morele opvattingen. En hoe jonger kinderen dan naar school gaan, hoe beter hen dat lukt.”

Als voorbeeld noemt Burke een voorstel van het ministerie van Onderwijs waarop tot vorige week commentaar kon worden geleverd. Daarin staat dat het totale onderwijsprogramma getoetst moet worden aan de zogenoemde Critical Race Theory (CRT). Die gaat ervan uit dat de Amerikaanse wetgeving en maatschappij doortrokken is van racisme en dus ontdaan moet worden van dit zuurdesem.

Burke: „Dat betekent dat witte kinderen feitelijk al op heel jonge leeftijd wordt geleerd dat hun huidskleur een probleem is; dat die een bedreiging kan zijn voor niet-blanke kinderen.”

De onderwijsdirecteur van The Heritage Foundation zegt „met klem” zich te willen distantiëren van racisme, maar noemt de CRT een „product van marxistisch georiënteerde ideologen.” „Deze mensen vragen zich niet af wat het doet met het zelfvertrouwen van een jong kind als dat wordt bijgebracht dat zijn huidskleur een probleem is.”

Keurslijf

Volgens Burke is het onderwijsveld zelf ook niet gelukkig met dit keurslijf. Docenten klagen dat ze voortdurend bevraagd worden of ze zich voldoende bewust zijn van „hun raciale identiteit.” Leermethodes moeten worden gescreend of ze geen elementen bevatten die rieken naar racisme, tot de wiskundemethodes toe. „In regio’s met een progressief bestuur, zoals de stad New York of de staat Californië, zijn de autoriteiten hier al druk mee bezig.”

Naar de vaste overtuiging van Burke is de ministeriële instructie nog maar het begin. „Er komt meer. Denk aan vernieuwing van het burgerschapsonderwijs en aan de grote aandacht voor de genderemancipatie. De grip die de regering wil krijgen op het onderwijs is heel benauwend.”