Op pad met Herman Evers, de man achter de ribbeltegels voor blinden
Zijn blindengeleidestok tikt over de ribbeltegels op het station. Tot er een tegel met noppen aankomt. „Noppen betekent altijd stoppen. Tijd om over te steken”, legt Herman Evers (64) uit. De bouwkundige gaat sinds kort als ridder in de Orde van Oranje-Nassau over straat.
Navigatie in de auto is niet nodig, zegt Herman Evers terwijl hij op het punt staat op de bijrijdersstoel plaats te nemen. „Ik vind hier in het dorp blindelings mijn weg.”
Het is een grijze ochtend in het kleine Limburgse dorp Limbricht. De korte autorit voert naar het treinstation van Sittard. Daar gaat Evers laten zien waar hij zich dagelijks voor inzet: het toegankelijk maken van openbare ruimtes voor mensen met een (visuele) beperking. Zo is hij medeverantwoordelijk voor de aanleg van de bekende witte ribbeltegels op stations, in vaktaal geleidelijnen en markeringen genoemd. Dankzij dit hulpmiddel kunnen blinde en slechtziende mensen zelf hun weg vinden.
Op de stoep voor het station loopt Evers doelbewust naar de ingang. Zijn stok tikt over de tegels. „Hoe harder je loopt, hoe sneller je moet zwaaien.” Naast de witte stenen liggen er ook oudere beige exemplaren, iets waar hij niet zo blij mee is. „Die bieden te weinig contrast qua kleur.”
De bouwkundige heeft een zeldzame oogaandoening en ziet nog zo’n 3 tot 4 procent. Voor wie zich afvraagt wat dat inhoudt: hij ziet alleen silhouetten en scherpe contrasten. Gezichten zijn witte vlakken, een lichte haarkleur is niet zichtbaar. Zijn donkere bril helpt hem om net wat meer onderscheid te krijgen tussen lichte en donkere kleuren. Ook de stok is een handig hulpmiddel.
Niet iedereen op het station heeft oog voor de tegels; er staat een vrachtwagen bijna dwars op de looproute geparkeerd. „Dit gebeurt zo vaak”, verzucht Evers. „Op Utrecht Centraal staan mensen regelmatig pontificaal op de tegels te appen. Dan springen ze op het laatste moment verschrikt opzij als je eraan komt.”
Hij manoeuvreert om het voertuig heen. Op naar de ov-poortjes. Daar tast hij met zijn vingers de incheckpaal af. Zijn duim vindt de puntjes. „Kijk, hier staat braille om het pijltje heen. Nu weet ik waar ik mijn ov-chipkaart moet houden om in te kunnen checken.”
Ook de NS-kaartautomaat bevat handige hulpsnufjes. Rechtsboven het touchscreen staat het telefoonnummer van de klantenservice in braille. „Als een kaartje kopen niet lukt, kun je op afstand een medewerker de automaat laten bedienen.”
Ridder
Evers is al sinds zijn geboorte slechtziend. „Al zag ik vroeger meer dan nu, 16 procent met het ene oog en 30 met het andere.” De oogaandoening weerhield hem er niet van om bouwkunde te gaan studeren. „Mijn tempo was niet zo snel als mijn collega-studenten, maar met de hulp van een speciale bril met loep kon ik mijn bouwtekeningen maken. Soms ging ik nachtenlang door achter de tekentafel thuis. Die had mijn vader speciaal voor me aangeschaft.”
De bouwkundige gaat na zijn studie aan de slag in de bouwwereld. Jarenlang gaat dat probleemloos, maar dan gaat het mis. Zijn zicht wordt steeds slechter. „Ik ging fouten maken en las de tekeningen niet meer goed. Eerlijk gezegd heb ik mijn leven lang proberen te verbergen dat ik slechte ogen had. Maar op een gegeven moment ging dat niet meer. Het was tijd om mijn aandoening te accepteren.”
Na een revalidatietraject in Apeldoorn vindt hij een nieuw doel in zijn leven als adviseur toegankelijkheid, zowel voor landelijk expertisecentrum Koninklijke Visio als voor de plaatselijke gemeente Sittard. Deels betaald werk, grotendeels vrijwillig. „Ik zie het als mijn taak om ervoor te zorgen dat mensen met een visuele beperking zich buiten zelf kunnen redden.”
Met succes: sinds Koningsdag is hij officieel ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Een onderscheiding die Evers totaal niet had verwacht. Grappend: „Ik ben een ridder met een stok in plaats van met een zwaard.”
Dan serieus: „Ik doe het niet voor mezelf hoor. Zolang ik lotgenoten maar kan laten inzien dat er ook zonder zicht veel mogelijkheden zijn. Het heeft mij zelf ook tijd gekost om dat te beseffen.”
Op naar het busstation. Naast het scherm met de vertrektijden hangt een klein kastje met cijfertoetsen. Op de 5 staan braillepuntjes. „Dat is het oriëntatienummer. Als je weet waar de 5 zit, kun je de rest van de cijfers ook vinden.”
Evers toetst het nummer 30 in. Een paar seconden later klinkt uit de luidspreker: „Lijn 30 vertrekt over tien minuten vanaf perron 2.”
„Handig hè”, zegt hij enthousiast.
De geleidestrook leidt naar een grote tegel met witte noppen. Een waarschuwingssignaal dat het tijd is om te stoppen. In dit geval voor een zebrapad. De bouwkundige houdt zijn stok omhoog terwijl hij oversteekt. „Dat is handig voor automobilisten.” Dan zwaait hij de stok weer heen en weer. „En garde!” Tijd om de strijd voor een inclusieve samenleving weer aan te gaan.