Zoeken naar nieuw gevoel van Euro-Amerikaanse eenheid
Heeft vorige week de gewone kiezer kunnen treuren over de nederlaag van de Amerikaanse presidentskandidaat John Kerry, vrijdag was er op het Haagse instituut Clingendael volop ruimte voor krokodillentranen over de verlenging voor Bush. Voor veel kenners van de buitenlandse politiek bleek de uitslag van de verkiezingen een tegenvaller van formaat.
„De Amerikaanse presidentsverkiezingen zijn vooral bepaald door ethische onderwerpen en niet door de staat van de economie of de oorlog in Irak”, constateerde dr. Stefan Halper, oud-medewerker van diverse Amerikaanse regeringen en nu docent aan de Universiteit van Cambridge. „De Kerry-kiezers hadden dat wel gewild. Maar de evangelicalen, de grondtroepen van de Republikeinen, hebben anders besloten.”
Even leek er enig begrip voor de Verenigde Staten te ontstaan, toen er werd geconstateerd dat Nederland de ”oorlog tegen het moslimextremisme” op eigen houtje gaat aanpakken. Na een halve dag klagen over nog weer vier jaar solo-optredens van de Amerikanen is het een koude douche je ineens te realiseren dat ook EU-voorzitter Nederland na de moord op Theo van Gogh niet heeft gedacht aan EU-terreurcoördinator Gijs de Vries.
„Wat moet hij eigenlijk coördineren?” vroeg oud-eurocommissaris Frans Andriessen zich af. „Onze regering ziet dit terrorisme als een nationaal probleem. Dat verklaart natuurlijk heel goed waarom ook de Verenigde Staten hun ”war on terror” als een nationale aangelegenheid zien.”
Maar algauw ging de slinger weer terug naar de kritische kant. Halper zocht een antwoord op de vraag hoe de laatste jaren zo veel radicale ideeën ingang konden vinden in het Amerikaanse beleid. „Het afschrijven van de Verenigde Naties, de gedachte dat je het hele Midden-Oosten met slimme wapens zou kunnen hervormen en ideeën over pre-emptieve aanvallen zijn een vorm van radicalisme waartegen een rationele elite toch weerstand zou moeten bieden. De grote denktanks en verlichte kranten zijn er niet in geslaagd dit debat te domineren. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?”
De Clingendael-onderzoeker dr. Peter van Ham zag slechte voortekenen in het interview van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, deze week in de Financial Times. „Powell stelde in dat gesprek het nationale belang van de Verenigde Staten voorop. Dat was heel jammer. Vroeger verkeerden de VS op grote morele hoogte van wereldwijde vrijheid en mensenrechten. Dat had veel steun in de wereld. Maar nu is het anders. De internationale geloofwaardigheid van Amerika is nog nooit zo diep geweest”, aldus Van Ham.
Ook de actuele poging om de Iraakse rebellen in de stad Fallujah onschadelijk te maken, vindt Van Ham een volkomen misplaatste actie. „Men begrijpt niet dat de strijd tegen het terrorisme een postmoderne oorlog is die niet met militaire middelen te winnen is. In Fallujah begaan de Amerikanen dezelfde vergissing als in Vietnam: om het dorp te redden brandt men het dorp af. Dit soort beleid kweekt een voedingsbodem voor nieuw terrorisme. De extra vier jaar voor Bush versterkt alleen maar deze ”as van wanorde””, aldus Van Ham.
Minder pessimistisch was een andere Nederlander, drs. Arend-Jan Boekestijn van de Universiteit Utrecht. „Het is onbestaanbaar dat de neoconservatieve agenda, zoals de export van democratie, onder een unilateraal bewind wordt uitgevoerd.”
Ook gelooft Boekestijn niet dat de Amerikanen Irak half afgewerkt zullen achterlaten. „Er is geen andere mogelijkheid dan de klus daar te klaren. Anders hebben we er een schurkenstaat bij, en dat is niet in het belang van wereldwijde veiligheid.”
De eerste stap op weg naar de democratisering van Irak is het houden van verkiezingen. Maar Boekestijn realiseert zich dat dit niet gemakkelijk is. „Verkiezingen kunnen alleen worden gehouden als er stabiliteit in het land is, maar stabiliteit kan alleen worden bereikt als er verkiezingen zijn gehouden.”
In de prachtige oude zaal op het landgoed Clingendael zaten vrijdagochtend vijf sprekers achter de tafel, van wie slechts één de herkozen president steun gaf. Niet alle bezoekers stelden deze verdeling op prijs. De hoofdredacteur van het tijdschrift Amerika, Frans Verhagen, vertolkte een breder gevoel toen hij zijn ongenoegen liet blijken. „Als wij denken dat wij de enige rationele elite zijn en verder afwachten tot Amerika ook nog eens rationeel wordt, begrijpen we niet waar het in Amerika echt over gaat. Powell is natuurlijk niet de enige minister die het nationale belang vooropstelt. Alle Amerikaanse ministers van Buitenlandse Zaken hebben dat gedaan.”
Ook NAVO-functionaris Michael Rühle was niet onder de indruk van het pessimse. „Velen verwachten een soort echtscheiding van Amerika en Europa, maar ik denk dat er nieuwe wegen worden gevonden. Deze tijd lijkt een beetje op de periode na de Tweede Wereldoorlog, met heel nieuwe dreigingen. Binnen de NAVO zie je deze vernieuwde transatlantische samenwerking in volle gang.”
De Amerikaanse deskundige dr. Stanley Sloan sloot zich daarbij aan. Op de steeds weer herhaalde vraag hoe de Europeanen enige invloed op de Amerikaanse regering kunnen krijgen, was hij helder. „Als de Europese Unie bereid is meer troepen te leveren, zullen de Europeanen meer invloed in Washington ervaren. Maar ook niet eerder. Na de Koude Oorlog is Europa natuurlijk niet langer de grootste zorg van Amerika.”
Sloan verwees naar een spotprent in een krant waarop twee voetballers uit het NAVO-elftal met elkaar op de vuist gingen, waarop de scheidsrechter zei: „Leuk team, zolang ze maar de bal schoppen en niet elkaar.” Sloan: „Amerikanen en Europeanen moeten een nieuw gevoel van gemeenschap zoeken.”