Rouw om verlies van „goede vriend”
In de hele Arabische wereld hebben Palestijnse vluchtelingen donderdag uiting gegeven aan hun verdriet om de dood van Yasser Arafat.
In Syrië, Jordanië en Libanon hielden aanhangers van de overleden Arafat spontane manifestaties. Er werd in de lucht geschoten, autobanden werden in brand gestoken, winkeliers hingen portretten van Arafat in hun etalages en auto’s werden behangen met zwarte vlaggen.
Palestijnen in Jordanië, dat de meeste vluchtelingen buiten de Westoever en de Gazastrook huisvest, huilden toen ze het nieuws van Arafats overlijden vernamen.
„Ik heb het gevoel dat ik een vader en een goede vriend heb verloren”, zegt de 55-jarige Mohammed Sbeiha, terwijl hij met zijn zwart-wit geruite hoofddeksel zijn tranen wegveegt. „Hij was een groot mens, hij gaf om het Palestijnse volk, hij probeerde vluchtelingen als ik te helpen, maar kon niet veel doen, omdat de Israëliërs ons onze huizen in Palestina niet terug willen geven.”
Arafat beloofde de Palestijnse vluchtelingen dat ze ooit zouden kunnen terugkeren naar de huizen waaruit ze in sinds de oprichting van Israël in 1948 gevoerde oorlogen werden verdreven. De vluchtelingenkwestie is altijd een van de grootste struikelblokken in vredesonderhandelingen met Israël geweest.
„Alleen Allah weet of de Palestijnen weer zo’n goede leider krijgen als Arafat”, zegt Sbeiha, die loodgieter is en in het vluchtelingenkamp Wehdat in Amman woont.
In Baqaa, het grootste van de dertien door de Verenigde Naties gerunde vluchtelingenkampen in Jordanië, waren de winkels gesloten als gevolg van een eendaagse staking die in verband met het overlijden van Arafat was uitgeroepen. Na het middaggebed zou er een optocht voor Arafat worden gehouden.
In Jordanië, waar grofweg de helft van de 5,3 miljoen inwoners van Palestijnse afkomst is, was het donderdag een dag van nationale rouw. Overheidskantoren en scholen waren dicht.
„Ik was geschokt toen ik het hoorde. Ik ben erg bedroefd en ik heb erg gehuild”, zegt de 60-jarige Mohammed Youssef, die oorspronkelijk uit Hebron op de Westoever komt. „Arafats dood is een verlies voor het Palestijnse volk en er zal niemand als Arafat aan de macht komen, niemand als Arafat zal het Palestijnse volk dienen.”
Abdul-Mahdi al-Awadat, een 62-jarige gepensioneerde zakenman, zegt: „Dit is een nieuwe crisis voor de Palestijnse zaak, net als de drie oorlogen die we gehad hebben. Ik wou dat ik naar Palestina kon gaan om de begrafenis bij te wonen en zijn kist op mijn schouders te dragen.”
Ook jonge vluchtelingen waren ontdaan door de dood van Arafat. Jalal al-Yasouri, een 28-jarige winkelier, zegt niet te geloven dat de Palestijnse zaak nu verloren is. „Die is niet aan een persoon gebonden, maar aan een gebied, een land en aan de geschiedenis en we zullen hem voortzetten tot we al ons land terughebben.”
Overal in het Libanese vluchtelingenkamp Ein el-Hilweh hingen foto’s van Arafat en Palestijnse vlaggen. Aan balkons hingen zwarte vaandels. Het openbare leven in het kamp lag volledig stil, net als in het nabijgelegen vluchtelingenkamp Mieh Mieh. Alleen de kantoren van Arafats Fatah-beweging waren open. Daar konden vluchtelingen terecht om het condoleanceregister te tekenen.
„Moge Allah genade hebben met Abu Ammar. Abu Ammar naar het eeuwige paradijs”, stond op een spandoek dat over de hoofdstraat van Ein el-Hilweh was gespannen. Abu Ammar is Arafats strijdnaam.