Verzetsstrijdster Willemijn Petroff-van Gurp (102) overleden
Willemijn Petroff-van Gurp, de vroegere verzetsstrijdster die zondag op 102-jarige leeftijd overleed, wilde in kamp Dachau vooral overleven. Mede daarom schreef ze een eigen psalm- en liederenboekje, op fabriekspapier.
Ze was toen nog maar 26. „En ik bleef maar denken: De moffen krijgen me niet kapot!” zei ze later. „Die wil moest je houden, de wil om Nederland vrij te krijgen, en om te leven in gerechtigheid. Als je dat niet had, dan ging je.”
Van Gurp schreef psalmen en liederen op die ze zich herinnerde. Die werden gebruikt bij de avondsluiting. „Laat mij slapend op U wachten, het avondlied van de Hernhutters, dat was het gebed dat ze elke avond zong met de vrouw naast wie ze sliep in de barak”, zegt prof. dr. E. A. de Boer van de Theologische Universiteit Kampen. „Zij heeft het onlangs nog spontaan voorgezongen toen ik met mijn kleindochter Eline bij haar op bezoek was. Heel aangrijpend als je hoogbejaarde tante het lied zingt waarmee ze haar toevlucht tot God nam.”
Willemijn van Gurp werd op 1 mei 1945 door de Amerikanen bevrijd. Terug in Nederland ging ze eerst naar een zus. Die bleek kort tevoren aan een hersentumor overleden te zijn. Hun moeder lag met hongeroedeem in het ziekenhuis. De gesprekken gingen vooral over de Vrijmaking in de Gereformeerde Kerken, waarin haar vader als ouderling een vooraanstaande rol had gespeeld. Het was een grote teleurstelling: „In het kamp was iedereen eensgezind, ongeacht zijn afkomst, maar mijn familie was vooral druk met de scheuring die tijdens de oorlog in onze kerk had plaatsgevonden. Mensen maakten zich hier sowieso druk om in mijn ogen onbenullige dingen.” Zelf ging ze niet met de Vrijmaking mee.
Joodse grootvader
De nog ongetrouwde Van Gurp kwam in het verzet terecht omdat ze niet tegen onrecht kon, zei ze. Dat een van haar vier grootouders een Jood was, speelde ook een rol: Maurits Sanders was Messiasbelijdend en stond daardoor niet meer als Nederlands-Israëlitisch in het bevolkingsregister vermeld. Zijn familie hield hem toch zoveel mogelijk uit het zicht, tot hij –80 jaar oud– in augustus 1944 aan prostaatkanker overleed. „Zijn laatst bewaarde brief schreef hij aan zijn kleindochter Willemijn, die op 14 april geloofsbelijdenis aflegde dat het een keuze was „in het openbaar en in het verborgene aan de zijde van Koning Jezus te strijden tegen alles wat zich tegen Hem verheft.”
Willemijn was koerierster voor het verzet. Ze bezorgde distributiebonnen en vervalste persoonsbewijzen, en ook een keer dynamiet. De landing in Normandië op 6 juni 1944 bracht vreugde: de bevrijding van West-Europa begon. Vier dagen later werd Van Gurp na verraad opgepakt. Eerst werd ze in het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen opgesloten. Kamp na kamp volgde: Vught, Ravensbrück, Dachau.
Ze sprak er later weinig over: „Je stopte alles weg. Ik dacht: Die jonge mensen begrijpen het toch niet.” Totdat ze in 2010 een tv-interview toestond. Daarna gaf ze op scholen voorlichting. Met twee Amsterdamse jongens die een profielwerkstuk over haar leven schreven, en hun ouders keerde ze terug naar Dachau.
Sterke overtuiging
Prof. De Boer beschrijft zijn tante als energiek en levenslustig. „Met slapheid had ze geen geduld; dat gaf een zekere hardheid. Ze was sterk in haar overtuiging.” Eigenschappen die het fundament vormden voor haar gevaarlijke verzetswerk.
Petroff werd op 5 maart dit jaar ridder in de orde van Oranje-Nassau. Ze overleed in Baarn en wordt op 4 mei begraven. „Die datum is bewust gekozen.”