Stoelendans met spelling
„Rond halfacht ’s ochtends probeer ik thuis weg te rijden. Meestal lukt dat wel. Ik pak vaak de auto en bij mooi weer de elektrische fiets. Dan ben ik om kwart voor acht op school. De spreekkamer is sinds corona beschikbaar. Die mag ik gebruiken. Ik leg eerst een mondkapje op mijn bureau, bekijk het rooster, check de mail en maak een informatie- en kletsrondje langs de collega’s. Tegen halfnegen komen de eerste kinderen.”
„Deze donderdagochtend begin ik met lessen rekenen. Eerst drie kwartier met een individuele leerling. Daarna krijg ik –opnieuw drie kwartier– een groep van zestien kinderen, afkomstig uit een combinatieklas. We gebruiken de grote teamkamer. Daar heb ik een goed overzicht over de groep. Ik heb dan als assistent bijna een klas voor mezelf. Het begeleiden is wel te doen, want ze gaan met een hun bekend programma op de laptop aan de slag.
Van tien tot halfelf hebben we pauze. Meestal overleg ik dan even met de andere onderwijsassistenten. We zijn met z’n vijven. Ik ben de jongste van het hele docenten- en assistententeam. Om halfelf komt een leerling uit groep 7. Een kwartier lang oefenen we taal, daarna geef ik een half uur taal en spelling aan een leerling uit groep 5. Soms help ik twee kinderen tegelijk. De kinderen komen meestal bij mij in de kamer; een enkele keer zitten we op de gang. Het eerste deel van de middagpauze heb ik pleinwacht. Af en toe doe ik mee met spelletjes. Dat is goed voor mijn conditie. Na de pauze geef ik nog een half uur begeleiding. Aan kinderen die extra hulp nodig hebben, maar soms ook aan kinderen die hun werk snel maken en een extra uitdaging nodig hebben. Zo heb ik tijdens de laatste lockdown Spaans geoefend met een van de leerlingen. Best inspannend, want die taal beheers ik zelf niet.
Tot kwart over twee geef ik handvaardigheid aan een groepje van tien jongens. Ik mag zelf opdrachten verzinnen. Pas heb ik ze een globe laten maken. Nu zijn ze bezig met een huis van wattenstaafjes, luciferstokjes, delen van knijpers, kurken en ander klein materiaal.
Ik sluit mijn dag af met het invullen van digitale leerlingenkaarten. Dan kunnen de ouders en de leerkrachten de vorderingen inzien.”
Individu of groep
„Wat ik het leukste vind? Lastig. Als je individueel met leerlingen spreekt, bouw je echt een band op. Dat gebruik je om hem of haar als het ware omhoog te trekken. Als iemand wil blijven staan tijdens het lezen, tegen de verwarming wil zitten of op de grond, dan is dat prima.
Persoonlijk vind ik het werken met een groepje nog leuker. Ik krijg daar veel energie van, omdat het me de mogelijkheid biedt om creatief en flexibel te zijn. Ik wil wel dat ze wat leren. Voor een les spelling in een groep had ik de beschikking over werkwoordbladen. Die vinden kinderen erg saai. In een dwaze ingeving heb ik toen een stoelendans bedacht, waarin spelling werd gerepeteerd tijdens het zitten, opstaan en rennen. Een van de kinderen die de regels maar niet kon onthouden, lukte het toen wel. Echt genieten.”
Assistent of juf
„Het lijkt me superleuk om als volwaardige groepsleerkracht voor de klas te staan. Tijdens de opleiding is me regelmatig voorgehouden dat ik wel aanleg heb. Maar nog eens vier jaar studeren weerhoudt me. Een combinatie van werken en leren is zo mogelijk nog zwaarder. Misschien dat het er ooit nog van komt. Ik ben diep in mijn hart veel te blij om zelf van school te zijn. Ik denk dat ik het wel kan, maar ik heb de neiging opdrachten tot het laatste moment voor me uit te schuiven. Ik sta nu soms ook voor de klas. Dat had ik nooit gedacht, want aanvankelijk koos ik voor de gehandicaptenzorg. Ik heb een zus met het syndroom van Down, vandaar. Maar bij mijn snuffelstage op een basisschool was ik verkocht. De zorg voor m’n zus blijft, omdat ik haar vaak help en we een kamer delen. Ze heeft daarvoor ook een persoonsgebonden budget.”
Kind of volwassene
„Kinderen zijn echt geweldig. Onder meer omdat ze minder voorspelbaar zijn dan volwassenen. Met sommigen heb ik direct een klik, met anderen is het de uitdaging om dat te krijgen. Als ze het maar eenmaal fijn vinden om naar je toe te komen. Dan kun je veel meer bereiken.
Ik vertel geen Bijbelverhalen, dat doen de groepsleerkrachten. Maar tijdens gesprekken krijg je wel de gelegenheid om hun iets mee te geven. Zo lazen we onlangs in een boekje over een uitgebreide maaltijd met voor- en nagerechten, bereid op zondag. „Dat hoort toch niet?”, zei de leerling. Toen kregen we een gesprekje over de zondagsinvulling.
Een andere keer bleek dat leerlingen uit groep 7 op de sociale media tevergeefs naar me op zoek waren geweest. We hadden het vervolgens over hun YouTubegebruik.”