Rooskleurig CBS-rapport over inkomen zegt niet alles
Het CBS stelt dat het beschikbaar inkomen van Nederlanders in vijftig jaar is verdubbeld. Toch deelt niet iedereen de mening dat de burger er de laatste decennia op vooruit is gegaan.
Het statistiekbureau spreekt in het donderdag verschenen rapport over het jaarlijkse beschikbare inkomen. Hiermee doelt het CBS op het bedrag dat iemand op zijn rekening overhoud na aftrek van belastingen en premies. Dit geld kan de burger ‘vrij besteden’ aan allerhande zaken zoals de hypotheek, een auto of een vakantie.
Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken, rekende het CBS de zogeheten kengetallen van 1969 om naar het prijsniveau van 2020. Bleef er in 1969 zo’n 10.300 euro onder de streep over, in 2020 verdubbelde dit bedrag naar 21.900 euro. Hieruit concludeert het statistiekbureau dat het jaarlijkse beschikbare inkomen vorig jaar 112 procent hoger uitkwam dan in 1969. Daarnaast constateert het ook dat het bezit van luxeproducten, zoals auto’s en elektronica, sinds dat jaar fors is toegenomen.
Zelfs de coronapandemie kon de algehele inkomensgroei in 2020 niet afremmen. Het CBS verklaart dit door te wijzen naar de vele steunpakketten van de overheid. Hierdoor nam de werkloosheid slechts beperkt toe. Eerder gemaakte cao-afspraken zouden eveneens een positief effect hebben gehad op het inkomensniveau van de burger.
Zeven magere jaren
De periode van 2001 tot 2008 zorgt echter voor een kink in de kabel. Het CBS ziet de opmars van het besteedbare inkomen in die periode afvlakken. Dat komt volgens het statistiekbureau doordat de Nederlander in die meetperiode meer geld kwijt was aan belastingen en premies. De burger kreeg destijds de rekening gepresenteerd van de alsmaar stijgende zorgkosten.
Maar na deze periode ging het besteedbaar inkomen er ook nauwelijks op vooruit vanwege de economische crisis. Die periode beleefde haar dieptepunt in 2013. Vanaf dat jaar ging de Nederlander er qua inkomen ieder jaar op vooruit om vervolgens het recordniveau van 2020 te bereiken, becijferen de rekenmeesters.
Volgens het CBS ontkrachten deze bevindingen de maatschappelijke beeldvorming dat Nederlanders „al decennialang niet zouden profiteren van de economische groei.” Het statistiekbureau wil dan ook de vloer aanvegen met opiniemakers en auteurs die er mede voor hebben gezorgd dat dit idee „onderdeel van het collectief bewustzijn” lijkt te zijn geworden.
Eén van die schrijvers is onderzoeksjournalist Sander Heijne. Hoewel hij de CBS-cijfers niet betwist, kraakt hij de onderzoeksbevindingen. Hij vindt het opmerkelijk dat het statistiekbureau zijn naam noemt. „Ik heb maar 35.000 exemplaren van het genoemde boek verkocht. Het lijkt me sterk dat ik zo de opinie van 17 miljoen Nederlanders heb beïnvloed.”
Bijstandsmoeders
Heijne stelt dat het onderzoek de problemen camoufleert waarmee verschillende beroepsgroepen kampen door de inkomens van alle Nederlanders bij elkaar op één hoop te gooien. „Als je de inkomens van alle miljonairs optelt bij die van bijstandsmoeders en werklozen, kan je natuurlijk niet zomaar concluderen dat het goed met ons allemaal gaat. Dus wat zegt dit onderzoek nou eigenlijk?”
Hij wijst naar 2019 waarin verschillende beroepsgroepen –waaronder boeren, leerkrachten en verpleegkundigen– nog stonden te demonstreren op het Malieveld in Den Haag. „Er zijn grote groepen Nederlanders die moeite hebben om rond te komen. Die problemen kunnen toch niet zomaar worden ontkend.”
De onderzoeksjournalist vertelt dat hij van meerdere kenners te horen krijgt dat ze het CBS-onderzoek gekleurd vinden. „Ze zien dat er arbitraire keuzes zijn gemaakt. Zo lijkt het alsof ze naar bepaalde uitkomsten hebben toegewerkt.”
Zo telt het CBS telt bij het beschikbaar inkomen ook de diverse soorten toeslagen op. Volgens Heijne zit daar de crux. Door naar het totale inkomen te kijken, valt het volgens hem niet op dat de lonen de laatste decennia wel degelijk zijn achtergebleven.
Heijne meent dat er niet alleen naar het inkomensniveau zou moeten worden gekeken, maar naar de zogeheten brede welvaart. „Hierbij worden veel meer aspecten meegeteld, zoals woontevredenheid en de kwaliteit van onderwijs en zorg. Die brede welvaart vertelt veel beter hoe het nu echt met ons gaat.”