Hoge Raad laat veroordeling euthanasie in stand
De Hoge Raad laat de veroordeling in stand van de Amsterdamse huisarts Wilfred van O., die euthanasie heeft gepleegd op een hoogbejaarde ernstig zieke vrouw. Het gerechtshof in Amsterdam veroordeelde hem hiervoor tot een week voorwaardelijke celstraf.
De Hoge Raad handhaafde het vonnis van het gerechtshof omdat de huisarts zich volgens de raad ten onrechte beriep op een noodsituatie. De vrouw lag weliswaar in coma, maar haar lijden was niet ondraaglijk. „Er waren niet zulke diepgaande omstandigheden dat de arts zich kon beroepen op noodweer", aldus de Hoge Raad. De vrouw had bij de arts geen verzoek ingediend voor levensbeëindiging.
Met de uitspraak komt een einde aan een jarenlange juridische strijd. De huisarts kan niet meer in beroep tegen deze beslissing.
Huisarts Wilfred van O. is boos over de uitspraak van de Hoge Raad. „Juristen gaan op de stoel van de arts zitten, dat is een ramp voor de beroepsgroep, en nog veel belangrijker, voor de patiënten", liet Van O. weten vanuit zijn praktijk in Amsterdam.
Van O. is nu uitgeprocedeerd na een jarenlange juridische strijd. „Daarover ben ik wel opgelucht", aldus de huisarts. De 56–jarige Van O. werd door de rechtbank en door het gerechtshof in Amsterdam veroordeeld wegens moord, omdat hij in 1997 het leven beëindigde van een hoogbejaarde vrouw, die op haar sterfdag in een coma lag, in haar eigen ontlasting en met stinkende wonden. Volgens de arts was de vrouw eveneens overleden als ze was gewassen.
Van O. handelde op verzoek van de dochters van de vrouw, om een einde te maken aan de mensonterende situatie. De bejaarde had op voorhand geen uitdrukkelijk verzoek gedaan om euthanasie, Van O. raadpleegde geen tweede arts en vulde een verklaring in van natuurlijk overlijden, terwijl de dood werd veroorzaakt door een spierverslappend middel. Daarmee hield hij zich niet aan de regels op het gebied van authanasie.
Het euthanasiegeval werd een strafzaak nadat de directeur van het verzorgingshuis waar de vrouw verbleef, de kwestie meldde bij de Inspectie voor de Volksgezondheid. Die schakelde het openbaar ministerie in. Uiteindelijk werd Van O. door het hof in Amsterdam schuldig verklaard en veroordeeld tot een week gevangenisstraf voorwaardelijk.
Van O. vocht de veroordelingen aan tot bij het hoogste rechtscollege van Nederland, omdat hij vindt dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan moord, maar dat hij heeft gehandeld in een noodsituatie. „Ik heb te goeder trouw gehandeld. Met deze uitspraak wordt de actieruimte voor de arts verder ingeperkt. Een coma met zulke omstandigheden is kennelijk geen lijden, als je de juristen mag geloven."
Op voorhand had Van O. al weinig vertrouwen in een voor hem goede afloop. „Ik had deze uitspraak van de Hoge Raad al verwacht. Het kan nog wel tien of twintig jaar duren voordat er een goede regeling is voor dit soort zaken. Ondertussen is er niets geregeld voor patiënten die tussen de wal en het schip terechtkomen."