Fanaticus niet beïnvloedbaar
De verdachte van de moord op Theo van Gogh was een zeer fanatiek moslim. Hoe worden mensen zo? Ds. H. J. Hegger
ontmoette ooit de Spaanse priester Krohn, die uit fanatisme een aanslag op de paus pleegde. Fanatici koesteren hun idee en doen aan zelfverheerlijking. Het religieus fanatisme is door de eeuwen heen een bron van ellende geweest. Uit deze ziekelijke afwijking zijn de kruistochten voortgekomen, met de nasleep van de uitmoording van joden en moslims, met wreedheden jegens weerlozen en verkrachtingen van vrouwen en meisjes.
In onze tijd hebben we te maken met een nieuw schrikbarend religieus fanatisme, de moslimextremisten. Hoe ontstaat dit religieus fanatisme? Hoe word je een godsdienstige terrorist?
Dat beschrijft de Spaanse ex-priester Juan Fernandez Krohn heel gedetailleerd in zijn boek ”Ik beschuldig de paus”. Fernandez heeft op 13 mei 1982 geprobeerd de paus te vermoorden in Fatima. Het was hem bijna gelukt.
Fernandez was destijds priester van de uiterst conservatieve beweging van monseigneur Lefebvre. Deze bisschop beweerde dat de pausen vanaf Johannes XXIII verraders zijn geworden van de oude rooms-katholieke traditie. Als daar geen halt aan geroepen zou worden, zou de Rooms-Katholieke Kerk haar ondergang tegemoet gaan.
Paus
Fernandez trekt daaruit de conclusie: als de paus de oorzaak wordt van de dood van onze geliefde kerk, moet je hem doden voordat het te laat is. De medici snijden immers ook een kankergezwel weg om de zieke te redden. Hij schreef: „In Assisi legde ik mijn gelofte af tegenover de Allerheiligste Maagd -met de dood in mijn hart, ik beken dat eerlijk- om mijn plan uit te voeren, namelijk om de paus te doden.” „De volgende dag ging ik heel vroeg naar het grote plein vóór de bedevaartskerk in Fatima om een geschikte plaats te zoeken waar ik de komst van de paus kon afwachten. De bajonet had ik tijdens de hele reis tussen mijn kleren meegedragen. Bij aankomst van de paus had ik het mes in mijn aktetas gestoken. Ik haalde een grote rozenkrans uit mijn zak en deed die om mijn hals. Hollend volgde ik de auto. Op het moment dat de paus uit de auto moest stappen, maakte ik een omtrekkende beweging om te kunnen ontsnappen aan het kordon van zijn beschermers. Op drie of vier passen afstand pakte ik mijn wapen, maakte een schijnbeweging en wierp mij op hem met de bedoeling hem in het hart te treffen. Op dat moment vielen ze op mij aan, maar ik raakte hem nog net in zijn rechterbeen. De veiligheidsagenten drukten mij op de grond. Ik werd in een auto geworpen en naar de gevangenis gebracht.”
Hoogmoed
Fernandez werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenis, maar toen hij de helft van die straf had uitgezeten, kreeg hij onder voorwaarden gratie. Op 5 december 1985 belde hij mij vanuit Madrid. Hij vertelde mij dat hij de paus had willen doden en vroeg mij, destijds predikant-directeur van de stichting In de Rechte Straat, of hij als ex-priester in aanmerking kwam voor steun uit ons ex-priesterfonds, om een weg te vinden in het leven. Ik nodigde hem uit om enkele dagen bij ons in het pand van de IRS, de Wartburg in Velp te verblijven. Ik had toen heel pittige gesprekken met hem en zei hem onder meer: „Jij hebt de paus ter dood veroordeeld zonder hem de kans te geven zich te verdedigen. Je hebt behalve rechter bovendien de uitvoerder van je eigen vonnis, de beul van de paus, willen zijn. Je hebt het recht in eigen hand willen nemen. Romeinen 13 zegt dat alleen de burgerlijke overheid het zwaard mag hanteren.”
Maar hij was niet te overtuigen van zijn schuld. Integendeel, hij werd woedend: „Dus u beschuldigt mij ervan dat achter mijn optreden hoogmoed zat?” Ik zei ja.
Laden
Volgens mij verloopt de misgroei tot fanatisme ongeveer zo. Het onderbewustzijn van de fanaticus groepeert allerlei gevoelens rondom dat ene idee waardoor hij geobsedeerd is en gaat het laden met voornamelijk negatieve krachten. Hij ziet zichzelf als de geweldige die door de almachtige God is aangewezen om geloof en godsdienst te redden.
Hij voelt zich geroepen als de (mede)aanstichter en de (mede)aanvoerder van een ’heilige oorlog’. Hij koestert het idee: ik moet mijzelf offeren voor de redding van anderen; God vraagt dat offer van mij. Hij vraagt dat omdat Zijn heilige naam wordt onteerd.
Zo zet dat proces van de zelfverheerlijking zich in hem voort. Hij ziet zichzelf als de grote, de edelmoedige waarop iedereen, zelfs God, zit te wachten. Velen, tienduizenden, honderdduizenden zullen hem dankbaar zijn. Zijn naam zal met grote eer vermeld worden in de geschiedenisboeken. Het waanidee gloeit en flikkert in zijn verhitte fantasie. Het beheerst hem als een tiran waaraan hij zich niet kan en niet wil ontworstelen. Daardoor is hij ook niet meer beïnvloedbaar door anderen.
De auteur is oud-directeur van de Stichting In de Rechte Straat.