Vergeten vulkaanuitbarsting op de Drentse hei
Alle huizen en kantoren in Nederland moeten voor 2050 van het aardgas af. Sommige nieuwe technieken moeten zich nog bewijzen. Aardwarmte, bijvoorbeeld. Daarbij wordt heet water van grote diepte omhoog gepompt. Het demissionaire kabinet heeft er hoge verwachtingen van. Maar hoe veilig is deze vorm van energiewinning eigenlijk?
De Drentse buurtschap ’t Haantje, vlak bij Noord-Sleen, woensdag 1 december 1965. In het gras rondom boortoren Sleen-2 van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) zien technici die hier naar aardgas boren spontaan een soort grote molshopen ontstaan. Het is een teken dat er diep in de grond iets niet in orde is. Razendsnel wordt het boorplatform ontruimd. De mensen rennen voor hun leven.
Het is maar net op tijd. De aarde golft, de grond borrelt en lijkt vloeibaar te worden. Onder hevig gerommel spuit het ontsnappende gas een fontein van modder, zand en water de lucht in. De 48 meter hoge stalen boortoren begint te wankelen. Dan knikt de constructie, stort in en verdwijnt in een krater met een doorsnee van tientallen meters. Binnen enkele minuten is er niets meer van de boorinstallatie te zien.
Even is het rustig, maar dan begint de krater weer te spuiten. Het omliggende terrein verandert in een maanlandschap met drijfzand, plassen en minikratertjes. In allerijl wordt een fors gebied tot verboden terrein verklaard: levensgevaarlijk!
Ook in de omgeving is er schade. De dijk langs het Oranjekanaal, op een afstand van 300 à 400 meter van de boorlocatie, zit vol scheuren. Een stuk van 50 tot 60 meter is ongeveer een halve meter naar beneden gezakt.
Verdwenen
Het lawaai van wat in vaktermen een blow-out heet, is op grote afstand te horen. De 16-jarige Jan Kamping woont in een boerderij in Noord-Sleen, op ongeveer 2 kilometer van de rampplek. „Ik keek op en zag dat de boortoren verdwenen was”, herinnert hij zich ruim 55 jaar later.
Jan alarmeert zijn vriend Riekus Weggemans (16). Ze springen op hun brommers. „Jan op zijn Berini, ik op mijn DKW”, weet Riekus, die nog altijd met Jan bevriend is. Via een sluiproute dwars door de velden crossen de twee pubers naar de rampplek.
Onderweg zien ze in de sloten belletjes borrelen. Dat duidt op gas. „Maar ik weet zeker dat we niks geroken hebben”, zegt Riekus als hij aan de rit terugdenkt. „Toen we vlak bij de boorlocatie kwamen, zagen we de krater: een grote poel met een metershoge bulderende berg modder. We hebben zeker tien minuten staan kijken. Heel indrukwekkend was het.”
De jongens worden door beveiligers weggestuurd, maar gaan een paar dagen later toch weer even kijken. Jan: „Alle sloten stonden vol gele blubber. We dachten geen seconde aan gevaar. Maar toen we thuiskwamen en onze ouders vertelden wat we gezien hadden, mochten we er niet meer heen.”
Uiteindelijk duurt het bijna drie maanden voordat de NAM de borrelende gasput onder controle heeft. De moddervulkaan (in vaktaal: spuiter) heeft tot honderden meters in de omgeving een pakket wit zand afgezet.
Riekus’ vader bezat een stuk weiland direct naast de boorlocatie. „Van de afrasteringspalen zagen we alleen nog de kopjes. Er lag zeker 70 tot 80 centimeter zand.”
Het land werd door de NAM netjes opgeknapt. Er kwamen nieuwe sloten en een nieuwe afrastering en er werd gras gezaaid. In de herfst van 1966 kon de boer zijn land weer in gebruik nemen. Riekus: „Achteraf zijn we erop vooruitgegaan. Het was een perceel laagveen met een slechte draagkracht, maar dankzij het zand werd de kwaliteit veel beter.”
Kraterbosje
De NAM vulde de krater met grond die enkele tientallen meters verderop werd uitgegraven. Vandaag is daar een vennetje, waar de argeloze toerist ’s zomers misschien even van zijn fiets stapt. Een informatiebord vertelt er het verhaal van het ”kraterbosje”, dat rondom de eigenlijke ramplocatie is geplant. Op de plek zelf groeit gras. Er zijn ook planten opgedoken die in de omgeving niet voorkomen, zoals de rietorchis. Zaadjes daarvan hebben lange tijd diep in de grond gezeten en zijn met de eruptie naar boven gekomen.
Ook nu nog heeft het veld iets mysterieus over zich. Hoe vertrouwd is het eigenlijk om hier te lopen, denk je onwillekeurig. De eerste jaren was het gebiedje verboden terrein, maar vandaag is het vrij toegankelijk. En dus zal het wel veilig zijn… De gasbel, althans wat daar nog van over is, zit op een kleine 2 kilometer diepte. Het oude boorgat is afgesloten met 400.000 kilo cement.
„Bang zijn de mensen hier niet geweest”, zegt Jan Kamping. „In het begin besefte niemand wat er gebeurd was. Maar sensationeel was het wel. ’t Haantje was opeens wereldnieuws.”
Riekus Weggemans: „Wij dachten dat ze naar olie aan het boren waren. Over die gasbelletjes maakten we ons geen zorgen. Later heeft de NAM voorlichting gegeven. Ze hebben ons ervan verzekerd dat het gas niet brandbaar was. Zo lang de krater bulderde, was er ook geen direct gevaar. Maar als hij stopte, zou het gas zomaar op een andere plek naar boven kunnen spuiten.”
Geothermie
De eruptie leidt niet tot slachtoffers, maar de materiële schade voor de NAM bedraagt 10 miljoen gulden. Voor die tijd een enorm bedrag. Zes hectare land is geruïneerd, een boerderij is onbewoonbaar en wordt afgebroken om nooit te worden herbouwd. Het gebied tot een kilometer in de omtrek van de boorlocatie blijft bijna twee maanden voor alle publiek afgesloten.
De vraag is hoe dat ongeluk heeft kunnen gebeuren en of we er vandaag nog lessen uit kunnen trekken. Want boren in de grond doen we in Nederland nog altijd. Naar aardgas steeds minder, maar in toenemende mate naar heet water, dat gebruikt wordt om tuinbouwkassen en woningen te verwarmen. Geothermie of aardwarmte moet een stevige bijdrage leveren aan de verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening. Het is een van de pijlers onder het klimaatakkoord uit 2019, dat tot doel heeft de uitstoot van koolstofdioxide te verminderen.
Over de oorzaak van het ongeluk in 1965 zijn de deskundigen het wel eens. Bij het aanboren van gas wordt in de boorput tegendruk gegeven door er zogeheten boorvloeistof in te pompen. Bij ’t Haantje waren de technici begin november begonnen met hun werk. Maar de gasbel die ze na enkele weken op 1850 meter diepte aanboorden, had een druk van 290 bar: bijna twee keer zo veel als was verwacht.
In het onderste gedeelte van de boorput was op dat moment nog geen bekledingsbuis – een stalen pijp– aangebracht. Daardoor verspreidde de boorvloeistof zich in het omringende poreuze gesteente en kreeg het gas de kans naar boven te ontsnappen.
Uiteindelijk lukte het niet om een blow-out te voorkomen: de eerste en tot nu toe enige in de geschiedenis van de Nederlandse aardgaswinning.
Om de eruptie te stoppen, werd op een kilometer afstand een tweede gat geboord. Van daaruit ging men schuin in de richting van het eerste boorgat. Onder zeer hoge druk spoten de technici een mengsel van water, cement en klei in het tweede boorgat en bereikten uiteindelijk het oude gat. Toen de kleur van de vloeistof in de krater veranderde, was duidelijk dat het mengsel het eerste boorgat had gevuld en voor tegendruk zorgde. Hierdoor en door aan de oppervlakte beton in de krater te storten, werd de spuiter uiteindelijk tot bedaren gebracht.
Aardlagen
Gepensioneerd geoloog Waldemar Herngreen (79) uit Kockengen werkte tientallen jaren bij de Rijks Geologische Dienst, inmiddels TNO-GG. Daar deed hij onderzoek naar de winning van delfstoffen.
Herngreen is beducht voor de risico’s van een snelle opschaling van de winning van aardwarmte. Volgens hem is de kennis van de diepere aardlagen in Nederland nog volstrekt onvoldoende. Lukraak boren kan leiden tot ongelukken en zelfs tot aardbevingen, stelt de geoloog.
Aardwarmte wordt in Nederland tot nu toe vooral gewonnen op de grens van de bodemlagen jura en krijt, op pakweg 2,5 kilometer diepte. Daar zit heel zout water met een temperatuur van 60 tot 90 graden Celsius. Volgens Herngreen is op die diepte in de aardkorst sprake van een lappendeken van breuken en breukzones, waarvan een deel voortdurend beweegt. De aardbeving in Roermond op 13 april 1992, met kracht 5,8 op de schaal van Richter de zwaarste die ooit in Nederland is gemeten, verliep langs zo’n breuk.
Optimisme
De boortechnieken voor olie en gas en voor aardwarmte zijn in feite dezelfde. De risico’s daarmee ook, stelt de gepensioneerde geoloog. Met verbijstering zag hij tijdens een congres eind 2017 hoe tuinders, gemeenten, Rabobank en boorondernemingen hun optimisme met elkaar deelden. „Het leek wel een applausmachine.”
Begin 2018 stuurde minister van Economische Zaken en Klimaat Eric Wiebes een brief naar de Tweede Kamer, waarin hij schat dat geothermie in 2050 goed kan zijn voor 14 procent van de totale warmtevraag in woningen, kassen en industrie. Op dat moment waren in Nederland vijftien installaties in bedrijf, vooral bij tuinders in het Westland, maar ook elders in Nederland. Begin 2020 waren dat er 21. De eerste was in 2007 in gebruik genomen.
Herngreen schrikt van de brief. „Ik zei tegen mijn vrouw: die 14 procent is ondenkbaar, een slag in de lucht. Dat bestaat gewoon niet. Om dat doel te halen moeten er 1000 aardwarmte-installaties bij komen, dus 30 tot 35 per jaar. Terwijl er op dit moment maar twee of drie per jaar worden gebouwd.”
Aardwarmtewinning is volgens hem een veel te jong vakgebied om zo sterk te kunnen opschalen. „Er is in Nederland nu zo’n vijftien jaar ervaring mee, nog altijd op kleine schaal. Zet dat af tegen de olie- en gaswinning, waarmee sinds 1960 heel veel kennis en ervaring is opgedaan en waar duizenden mensen in werken.”
Aardbevingen
In de zomer van 2017 publiceert het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een belangrijk rapport: ”Staat van de sector geothermie”. Hierin erkent de toezichthouder dat de geothermie een jonge sector is waarin ondernemers actief zijn die voorheen geen ervaring hadden met opereren in de ondergrond en met de technieken om aardwarmte te winnen. „Hierdoor is de veiligheidscultuur van de bedrijven nog zwak ontwikkeld”, aldus het SodM.
Het rapport doet enkele aanbevelingen. Zo vindt het SodM dat er strengere eisen moeten komen aan de deskundigheid van ondernemingen die aardwarmte willen winnen. Ook pleit het rapport ervoor om geothermie alleen toe te staan in gebieden „waar dit veilig kan.”
In bepaalde gebieden is er namelijk kans op aardbevingen. Het SodM noemt breuklijnen en gebieden waar ook gas gewonnen wordt. Minister Wiebes zegt toe daar extra goed te laten kijken of ze geschikt zijn. Maar in een nieuwe Kamerbrief in mei 2020 kondigt hij aan de procedures die aardwarmtewinning mogelijk moeten maken, te willen versnellen.
Geoloog Herngreen blijft zijn reserves houden. Hij heeft de problemen die zich de afgelopen jaren bij aardwarmtewinning hebben voorgedaan, op een rijtje gezet. Daarbij valt het hem op dat veel bestaande kennis niet wordt gedeeld of benut.
„Op verschillende locaties, onder meer in de Koekoekspolder bij IJsselmuiden, kampten tuinders met corrosie in stalen onderdelen van de installatie. Uiteindelijk besloten ze kunststofbuizen te gebruiken. Die kennis was in de oliewinning al twintig jaar geleden voorhanden.
Den Haag
En dan is er de kans op het in elkaar storten van een put. Dat is in 2013 bij een tuinbouwbedrijf in het Limburgse Grubbenvorst gebeurd. Herstellen lukte niet. Uiteindelijk werd het project vijf jaar later stilgelegd.
Dat gebeurde in datzelfde jaar ook bij een ander tuinbouwbedrijf in diezelfde omgeving. Het boren naar aardwarmte leidde daar tot twee lichte aardbevingen.”
Kan een ongeluk als in ’t Haantje vandaag ook nog gebeuren? Herngreen wil het niet uitsluiten. „Het heeft mij verbaasd dat veel collega’s niet eens weten van die blow-out uit 1965. Op een artikel daarover in een geologenblad kwamen maar twee reacties.”
Het risico dat met een boring naar aardwarmte per ongeluk een gasbel wordt aangeboord, is er volgens hem wel degelijk. „In Zuid-Holland, waar de meeste installaties staan, zit vooral olie in de bewuste aardlaag. Maar er zit ook weleens gas.”
Hij verwijst naar het eerste binnenstedelijke aardwarmteproject: Aardwarmte Den Haag. De toenmalige kroonprins Willem-Alexander gaf daarvoor in 2012 het startschot, maar een jaar later was de onderneming failliet. Drie woningbouwcorporaties zagen elk ongeveer 2,5 miljoen euro verdampen in een project dat in totaal 21 miljoen kostte. Vanaf het begin waren er problemen, onder meer doordat er aardgas met het water naar boven kwam.
In 2016 kwam het tot een doorstart, onder de naam Haagse Aardwarmte Leyweg. Volgens de jongste plannen gaat energiebedrijf Eneco in 2021 de eerste 1500 huizen aansluiten op aardwarmte.
Tegenslagen
Niet alleen meekomend aardgas levert technische problemen op, hetzelfde geldt voor een soms extreem hoog zoutgehalte of lichte radioactiviteit van het opgepompte water. In het laatste geval mag het water, na onttrekking van de warmte, niet teruggepompt worden in de bodem.
„Al die tegenslagen leiden tot vertraging. Het bevestigt mij in mijn overtuiging dat het nooit lukt om de doelstelling te halen”, zegt Herngreen. Voorspellen wat in 2050 wel haalbaar is, doet hij niet.
De geoloog benadrukt dat hij op zichzelf positief staat tegenover geothermie. „Maar er zitten zo veel haken en ogen aan dat je heel voorzichtig moet zijn. Dat geldt zeker als je dieper gaat boren dan 5 kilometer. Daar is het water heter, wat voor de industrie interessant is. Maar er heerst ook een hoge druk van 850 bar. Winning van aardwarmte op die diepte brengt gigantische kosten met zich mee.”
Als aardwarmte niet zo snel kan worden opgeschaald, wat is dan het alternatief? Herngreen: „Ik denk in ieder geval niet aan nog meer windparken en zonneweides, want die staan al stevig ter discussie en veroorzaken veel onrust bij de bevolking. Ik zou op meer paarden wedden. Importeer gas uit Noorwegen of uit Rusland. Dat geeft ons meer tijd om om te schakelen. Er staat nu te veel druk op de ketel. Dat is gevaarlijk.”