Van Dam (CDA) en Leijten (SP): Nieuw drama rond kinderopvangtoeslagen kán voorkomen worden
Een slagveld. Dat was de affaire rond de kinderopvangtoeslagen voor duizenden getroffen ouders. Inmiddels zijn er ook politieke ‘slachtoffers’. Het kabinet-Rutte III stapte op. Wat zijn, na het Kamerdebat, de belangrijkste lessen? Twee betrokken politici over de vraag hoe te voorkomen dat zulk „ongekend onrecht” nog eens plaatsvindt.
SP-Kamerlid Renske Leijten (41) is één van de parlementariërs die zich al jaren geleden vastbeet in de affaire rond de kinderopvangtoeslagen. Nu er een heftig rapport is uitgebracht door een commissie waarvan ook zij lid was en er een kabinet over is gevallen, trekt zij uit de affaire tenminste drie lessen. „De eerste is dat er bij de overheid in de achterliggende jaren een proces van ontmenselijking heeft plaatsgevonden. Werkprocessen zijn geautomatiseerd. Er is bezuinigd op personeel. De mensen die er nog werken, zijn met handen en voeten gebonden aan protocollen en productiecijfers. Ze kunnen ze geen maatwerk meer bieden, zelfs als ze het zouden willen. Ze kunnen tegen iemand die nét niet in het vakje past, niet meer zeggen: En toch gaan we u helpen en staan we garant voor een op uw persoon toegesneden dienstbetoon.”
Een tweede les die zij trekt, is dat politiek, samenleving en bestuur qua fraudebestrijding totaal zijn doorgeschoten. „Dat zie je op allerlei terreinen, ook bij het eigen risico in de zorg. Dat mensen zó achterdochtig benaderd worden. Alsof ze om elk wissewasje naar de dokter lopen. Dat is gewoon niet zo. Die benadering gaat uit van zoveel wantrouwen.”
En dan de derde les. „Er is in Nederland een hele schuldenindustrie is ontstaan. Woensdag, de dag na het Kamerdebat, was ik de hele dag aan het bellen. Vijf, zes mensen die in totale paniek waren als gevolg van die 30.000 euro die het kabinet hun kort voor Kerst had beloofd. Meteen worden zulke mensen besprongen door Nationale Nederlanden, door bewindvoerders, door DUO. Of ze direct willen dokken. Want ze hebben nu toch geld? Ook naar de wetgeving rond schulden en schuldhulpverlening moeten we als politiek goed kijken.”
Veel partijen hebben, vreest Leijten, nog te weinig geleerd van deze affaire. „Tot op zekere hoogte begrijp ik dat ook wel. Pieter Omtzigt en ik, en ook andere Kamerleden van de commissie-Van Dam, hebben het hele proces van verbazing en schrik al een tijd geleden doorgemaakt. Anderen sloeg in december pas de schrik om het hart. En bij nog anderen begint de omvang van dit drama nu pas echt door te sijpelen. Maar ik ben blij dat veel partijen er inmiddels serieus naar willen kijken. Dat geeft mij goede hoop op een omslag in denken en doen. Maar we zijn er nog niet.”
Ook de reactie van het kabinet geeft hoop, vindt het SP-Kamerlid. „De regering kondigde vorige week in een brief aan dat men gaat luisteren naar mensen die zich met hun problemen bij ministeries melden. Dan denk ik: eindelijk! Om die benadering van de politiek, het in gesprek gaan met mensen, zijn wij vaak uitgelachen. Dat heette populistisch. Zo bestuur je geen land, klonk het dan. Jawel, zo bestuur je een land wél.”
Wat in de politiek gemakkelijk vergeten wordt, is hoe iemands economische klasse bepaalt hoe ontvankelijk hij is voor bepaalde signalen, stelt Leijten. „Politici, ambtenaren en journalisten kennen, ontmoeten en spreken maar weinig schoonmakers, vuilophalers of arbeiders in slachthuizen. Er is een kloof tussen mensen die in sociaal-economisch opzicht comfortabel leven en mensen die jarenlang moeten sappelen. Omtzigt spreekt over een nieuwe sociaal contract. Daar ben ik voor, maar ik raad hem wel aan dan óók deze sociaal-economische analyse te maken.”
Kunnen we dit soort drama’s in de toekomst voorkomen? Leijten denkt van wel. „Waar gewerkt wordt vallen spaanders. En er is altijd fraude-opsporing nodig. Maar er is nu op zo veel niveaus zo veel fout gegaan. We moeten onze systemen zo gaan inrichten dat mensen elkaar weer in de ogen kijken. En ook zo dat signalen niet genegeerd kúnnen worden. We moeten werken vanuit een ander mensbeeld.”
En, voegt zij eraan toe, vanuit een andere kijk op het parlement. „Soms hoor ik: Jij zou in de zaak van het kinderopvangtoeslagen nooit zover gekomen zijn, als er niet óók een coalitie-Kamerlid was geweest dat er zo hard aan had getrokken. Dat klopt. Maar Omtzigt was op zijn beurt zonder mij weer minder ver gekomen. Het meldpunt dat de SP startte, bracht aan het licht dat de misstanden veel talrijker waren dan het kabinet beweerde, dat ze eerder begonnen en langer doorgingen.”
Wat zij maar zeggen wil: „Coalities moeten ermee stoppen elkaars Kamerleden onder druk te zetten of tegen te werken. De héle Kamer moet het kabinet controleren. Dat is onze grondwettelijke taak.”
„Dé vraag is: vertrouwen we elkaar?”
CDA’er Chris van Dam speelde een belangrijke rol in het aan de kaak stellen van het ongekende onrecht in de toeslagenaffaire. Als voorzitter van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag wilde hij ‘een foto maken’ van alles wat er de afgelopen jaren mis is gegaan. En hoewel er veel misging, is hij voor de toekomst toch optimistisch. „We zijn geschapen tot het goede.”
Op de vraag hoe het kan dat er sprake was van een doorgeschoten fraudejacht komt in Van Dam de officier van justitie naar boven. „Er is niets, maar dan ook werkelijk niets op tegen om fraude te bestrijden. We betalen hier met elkaar voor. Maar we moeten bij fraudebestrijding ieder geval apart bekijken.”
Het is volgens Van Dam van het grootste belang dat er inhoudelijke redenen zijn om iemand in een concrete zaak als fraudeur te bestempelen. „We moeten niet zeggen: „Alle inwoners van Elspeet zijn verdacht, want dat is toch wel een hebberig volkje”, zonder enige concrete aanwijzing.”
Van Dam ziet een groepsgewijze aanpak ook afgewezen in Genesis 18 en 19, waar Abraham bidt voor rechtvaardigen in Sódom. Zelfs als er tien rechtvaardigen in de stad gevonden zouden worden, zou God de stad niet verderven. Uiteindelijk spaarde God Lot voor Hij het oordeel over Sódom en Gomórra voltrok. „Dat is belangrijk. Ieder mens telt voor God”, aldus Van Dam. „Ik ben in mijn leven veel goeden en kwaden tegengekomen. Personen die foute dingen hadden gedaan, maar als mens prima waren. We moeten mensen op hun handelen veroordelen.”
Volgens het Kamerlid zijn er meerdere redenen aan te wijzen voor de groepsgewijze fraudeaanpak. „We realiseren ons te weinig de spelregels van de rechtsstaat. Er moet concreet bewijs zijn voordat iemand in het verdachtenbankje wordt gezet. De wetgever heeft zich laten meeslepen in de waan van de dag. Het doel heeft de middelen geheiligd. En bij de Belastingdienst is een manier van doen ontstaan die niet door de wetgever is vastgesteld. De overheid moet niet worden georganiseerd als een bedrijf. Bij de overheid moet waardegedreven worden gewerkt. Waarbij de belangrijkste waarde moet zijn: het bieden van gerechtigheid.”
Een van de conclusies van het rapport van de commissie-Van Dam is dat in de kinderopvangtoeslagaffaire de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Hoe ernstig is het gesteld met de Nederlandse rechtsstaat? „In allerlei opzichten functioneert de rechtsstaat prima”, aldus Van Dam. „Nederlandse rechters zijn onafhankelijk ten opzichte van de regering of het parlement, in tegenstelling tot de situatie in Polen.”
Van Dam vervolgt: „Gelet op de burger als individu in de rechtsstaat valt er echter wel degelijk wat te verbeteren. Als iemand naar de bestuursrechter gaat, staat die met grote kans aan de kant van de overheid. Een op de tien personen die aangifte doet, wordt beschermd door het strafrecht. In de negen andere zaken is er geen bewijs of gaat men niet op zoek naar bewijs. Als we niet oppassen komt er een dag dat mensen het recht in eigen handen nemen.”
Voor de toekomst is Van Dam optimistisch. „Je kunt pessimistisch naar de zaak kijken, maar ik ben een rasoptimist. We zijn geschapen tot het goede. Met elkaar moeten we in staat zijn het goede te zoeken.”
De les die de CDA’er trekt uit de toeslagenaffaire, is het belang om persoonlijk in gesprek te gaan met mensen. „Dan hoor je wat er speelt, dat is nu onvoldoende gebeurd. Er is onvoldoende gereageerd op klachten van individuele burgers, op Kamervragen. Met een rapport van de ombudsman is niets gedaan.”
„De kern van het verhaal is: hebben we vertrouwen in elkaar, of niet?”, aldus Van Dam. „Er zijn 443 Kamervragen gesteld over het rapport ”Ongekend onrecht”. In plaats van zo’n aantal vragen kun je één vraag stellen: Is er nog vertrouwen in elkaar? Aan het vertrouwen in de samenleving moeten we hard werken. Veel mensen zijn van goede wil.”
Van Dam denkt niet dat een drama als de toeslagenaffaire te voorkomen valt met een aantal concrete maatregelen. „Dit moet een wake-upcall zijn. De Kamer moet goed naar zichzelf kijken, net als de rechtspraak. Het vergt doordenken, tijd en handelen. In die volgorde.”