Aftreden kabinet verlost SGP én Rutte van een dilemma
A2 + B2 = C2, zei Pythagoras. Maar volgens zulke wetmatigheden werkt de politiek niet. Politici moeten haast elke situatie weer per geval afwegen. Dat moesten ze ook rond het aftreden van Rutte III.
Best veel mailtjes kregen ze de achterliggende dagen bij de CU binnen. Net als bij de SGP trouwens. Mailtjes vanuit de achterban, met een volstrekt tegengestelde boodschap.
„Jullie wagen het toch niet om volgende week tégen de door GL aangekondigde motie van wantrouwen te stemmen, hè? Want dit kabinet heeft schandalig gehandeld tegenover goedwillende burgers die slechts kleine foutjes maakten bij hun kinderopvangtoeslag. Rutte III moet nu echt weg”, was de strekking van de ene groep digitale boodschappen.
„Jullie halen het toch niet in je hoofd om vóór de motie van Klaver te stemmen, hè?”, luidde de teneur van de andere groep. „Een kabinet dat zo zijn best doet deze coronacrisis te bestrijden, mogen jullie niet vleugellam maken.”
Tja, daar sta je dan als Kamerlid of als fractie. Wat te doen? In elk geval je eigen verstand en geweten volgen.
Dan besef je om te beginnen dat de tweede groep meedenkers er sowieso naast zit. Want nee, nu het kabinet-Rutte III demissionair is geworden, levert dat bij het bestrijden van de Covid-19-pandemie geen grote handicaps op. Een demissionair kabinet mag en moet alles doen wat in het landsbelang nodig is.
Ook de eerste groep reageerders ziet een cruciaal punt over het hoofd. Toegegeven, het rapport van de commissie-Van Dam velt een snoeihard oordeel over alle bij de affaire rond de kinderopvangtoeslagen betrokken politici, bestuurders en zelfs juristen. Het lastige is echter dat de commissie de verantwoordelijkheid voor wat er mis ging uitsmeert over tal van personen, functionarissen en instanties.
Zodoende treft in deze analyse óók de Tweede Kamer blaam. Parlementariërs met enig vermogen tot zelfkritiek weten en erkennen dat. Zijn ook zij in het verleden, met veronachtzaming van de menselijke maat, niet doorgeslagen in hun oproepen tot keiharde fraudebestrijding, om er nu –maar te laat– achter te komen dat hierdoor wetgeving is gecreëerd die de overheid tot een vijand van onschuldige burgers maakte?
Als dat het geval is, voelt stemmen voor een motie van wantrouwen tegen het kabinet voor een volksvertegenwoordiger op zijn minst ongemakkelijk.
Maar… dit alles is geschiedenis. Want nu Rutte III eigener beweging is opgestapt, volgt er volgende week nog wel een Kamerdebat, maar is het indienen van een motie van wantrouwen natuurlijk betekenisloos geworden.
Zo, ook weer opgelost.
En waar we meteen ook vanaf zijn: het inzake dit dossier op ongrondwettelijke wijze onder druk zetten van coalitie-Kamerleden. Naar verluidt wilde Rutte immers vóór het Kamerdebat van volgende week van CDA, D66 en CU de garantie dat al hun Kamerleden de genoemde GL-motie zouden afwijzen.
Een buitengewoon vreemde eis. De toeslagenaffaire draaide immers juist, althans voor een gedeelte, om het onvolledig of onjuist voorlichten van het parlement? Hoe kun je dan als premier van volksvertegenwoordigers eisen, nota bene nog voor hun vragen beantwoord zijn, dat zij tekenen bij het kruisje?
Maar ook die strapatsen zijn nu, gelukkig, geschiedenis. „De tijd lost veel op”, is één van de regels van Ruttes levenskunst. Waarvan akte.