Armeniërs rouwen om doden na conflict met Azerbeidzjan
In Armenië is zaterdag een periode van nationale rouw begonnen. Het land herdenkt drie dagen lang de slachtoffers van de gevechten met buurland Azerbeidzjan. De landen vochten dit najaar een bloedige strijd uit om controle over de regio Nagorno-Karabach.
Azerbeidzjan, dat over een sterker leger beschikt, heeft diverse gebieden in de enclave ingelijfd. De Armeense regering heeft zich daarbij neergelegd en in een vredesakkoord dat in november werd getekend afstand gedaan van een aantal stukken grondgebied. Veel Armeniërs zijn daar woedend over.
Armenië meldde eerder dat het ruim 2400 militairen heeft verloren tijdens de strijd. Azerbeidzjan heeft een iets hoger dodental, van bijna 2700 militairen, opgegeven. In Nagorno-Karabach zijn ook nog ruim 140 burgers om het leven gekomen. Tienduizenden mensen moesten vluchten.
De enclave met een etnisch Armeense meerderheid scheidde zich in de jaren negentig af van Azerbeidzjan en verklaarde zich onafhankelijk. Dat leidde toen al tot oorlog. Het conflict werd daarna nooit echt opgelost.
Premier Nikol Pasjinian zei op tv dat „de hele natie een nachtmerrie doormaakt”. „Soms lijkt het alsof al onze dromen uiteen zijn gespat en ons optimisme is vernietigd”, aldus de premier. Ook zijn eigen positie is niet ideaal; tijdens diverse grote demonstraties hebben duizenden mensen het aftreden van de premier geëist, omdat hij het voor Armenië ongunstige vredesakkoord heeft ondertekend. Pasjinian (45) wil zelf aanblijven.