Bovend’Eert: President bevoegd troepen in te zetten
Een aantal burgemeesters van Amerikaanse steden en verschillende Democratische politici vinden dat president Trump zijn boekje te buiten gaat door federale troepen te sturen naar plaatsen waar onrust is. Heeft de president daartoe wel het recht? Jazeker, zegt prof. Paul Bovend’Eert.
“De Amerikaanse grondwet zegt het in artikel 2 heel duidelijk: de uitvoerende macht ligt bij de president. Dat geeft hem allerlei bevoegdheden. Op grond daarvan heeft hij het recht om federale troepen in te zetten als dat nodig is,” zegt Bovend’Eert. De hoogleraar doceert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en is onder andere gespecialiseerd in Amerikaans staatsrecht.
Bovend’Eert legt uit dat binnen het Amerikaanse rechtssysteem het grondwetartikel, anders dan in Nederland, niet behoeft te worden uitgewerkt in andere wetten waarin de bevoegdheden nader zijn omschreven. “De president gaat dus niet buiten zijn boekje. De vraag die je wel kan stellen is: Maakt de president terecht gebruik van dit middel?”
Die kwestie wordt nu onderzocht door justitie in de staat Oregon. Trump stuurde recent zijn troepen naar de stad Portland. Sinds de uitbraak van de protesten naar aanleiding van de dood van de zwarte George Floyd is het daar onrustig. Daarbij hebben de demonstranten ook bij enkele gebouwen van de federale overheid vernielingen aangericht. “In zo’n situatie kan de president zijn speciale troepen inzetten. Een van hun taken is de eigendommen van de federale overheid te beschermen.”
Inmiddels heeft Trump ook 150 manschappen naar Chicago gestuurd omdat de misdaad daar enorm groot is. Ook dat past volgens Bovend’Eert in principe binnen wettelijke kaders. “De strijd tegen de misdaad is niet alleen een taak van de lokale overheid. Ook de landelijke overheid is daarbij betrokken. Denk aan de FBI, een landelijke opsporings- en inlichtingendienst die ook actief is in de strijd tegen zware criminaliteit. En die valt ook onder de president.”
Dat burgemeesters er bezwaar tegen maken dat Trump troepen stuurt, wil volgens Bovend’Eert niet zeggen dat de president daar direct voor moet zwichten. Hij wijst er op dat president Eisenhower in 1957 federale troepen naar de plaats Little Rock (Arkansas) stuurde om Afro-Amerikaanse leerlingen onder begeleiding van de militairen toegang te geven tot een witte school. “Daarmee ging hij direct in tegen het beleid van de lokale overheid. De gouverneur van Arkansas had immers juist verboden dat die zwarte kinderen naar de witte school gingen.”
‘Little Rock’ is niet het enige historische voorbeeld waaruit blijkt dat de Amerikaanse president een breed spectrum aan bevoegdheden heeft om zijn uitverende macht gestalte te geven. President Reagan brak in 1981 de staking van luchtverkeersleiders door op één dag 11.000 man ontslag aan te zeggen. Degenen die toch doorgingen met staken werden op straat gezet met de mededeling nooit meer op de verkeerstoren terug te mogen komen. Hun werk werd overgenomen door militaire luchtverkeersleiders. En president Truman wilde begin jaren vijftig de staalindustrie nationaliseren omdat hij die bedrijfstak hard nodig had vanwege de Korea-oorlog. Uiteindelijk blokkeerde het Hooggerechtshof dat voornemen. “Binnen het Amerikaanse rechtsbestel heeft de president dus ruime bevoegdheden. Natuurlijk is daar kritiek op. Maar je kunt niet zeggen dat de juridische basis ontbreekt, aldus Bovend’Eert.