Hoogste militair wil einde aan hobbyisme
Het moet binnen de krijgsmacht definitief afgelopen zijn met materieel hobbyisme en elitair gedrag van afzonderlijke krijgsmachtonderdelen. Als dat niet gebeurt, verliest Defensie de concurrentie met andere belangrijke prioriteiten in de samenleving, zoals zorg en onderwijs.
Dan zal die samenleving geen geld over hebben om onze krijgsmacht de beste spullen te bezorgen en de meest realistische trainingen te bieden om de uitzendtaken op het hoogste niveau te kunnen uitvoeren.
Die stevige waarschuwing kregen de vlag- en opperofficieren (generaals, commodores en admiraals) gisteren te horen van hun hoogste militaire baas, de chef-defensiestaf generaal Berlijn. Tijdens een seminar in een hotel aan het strand van Kijkduin, over de toekomst van de krijgsmacht, hield Berlijn hun voor dat er geen weg terug is naar de tijd dat ieder krijgsmachtsonderdeel desnoods over de rug van de ander probeerde binnen te halen wat er binnen te halen viel.
„Defensie moet af van het imago dat de krijgsmachtsonderdelen rollebollend over straat ruziën. De samenleving moet Defensie zien als een hecht team.” Voor de bevelhebbers is het nog maar kort dag om deze cultuurverandering er definitief door te drukken. Volgend jaar worden hun afzonderlijke forten afgebroken. Vanaf 1 januari 2006 zijn de stafraden van de marine, de luchtmacht en de landmacht verdwenen en is er sprake van een gezamenlijke aansturing van de legeronderdelen. De operatie kost 2000 stafleden hun baan, maar moet de krijgsmacht in staat stellen om tot een volwaardig expeditionair leger uit te groeien.
Berlijn wil niet afrekenen met de afzonderlijke groepscultuur van de verschillende eenheden. „Een dergelijke cultuur maakt de groep hecht en voorspelbaar. Het gaat echter fout als die beroepstrots zo sterk wordt dat men niet meer bereid of in staat is de eenheid in een groter geheel te laten functioneren.”
Hetzelfde geldt volgens Berlijn voor de aanschaf van materieel en het adverteren van de eigen eenheid. „Als Defensie schepen, vliegtuigen of tanks koopt, doen wij dat omdat we die nodig hebben, niet omdat we het mooie dingen vinden. Als wij eenheden uitzenden, doen wij dat omdat die gevraagd worden, niet omdat wij die vraag zelf hebben ingestoken.”
Waar de krijgsmacht naartoe moet, is dat „als een bepaald krijgsmachtonderdeel scoort, iedereen juicht en andere onderdelen niet in de media hun gram gaan halen dat het allemaal niets voorstelde.” En die gedachte zouden de stuurlui aan de wal, de generaals buiten dienst, ook ter harte mogen nemen, voegde de chef-defensiestaf daar nog aan toe.