Nederlandse arbeidsmarkt loopt ernstig mank
„Alles is al bereikt”, antwoordde mijn oudste zoon (21) toen ik hem vroeg welk nut hij zag in het werk van een vakorganisatie. Kort en goed was zijn conclusie: er zijn geen sociale kwesties meer.
Volgens mij is het maar net tot welke groep je behoort binnen de arbeidsmarkt om die conclusie te kunnen trekken. Onze arbeidsmarkt heeft een achilleshiel, en die is zodanig verwond dat Nederland ernstig mank loopt. De verhouding tussen vast en flexibel werk is uit balans. Concreet betekent dat twee groepen, met niet alleen een ongelijke verdeling van werk, maar ook een ongelijke verdeling in de toegang tot (sociale) zekerheid. Dat betekent een ongelijke verdeling van werk en een verschil in de toegang tot sociale zekerheid.
Dat kan en moet rechtvaardiger. Hier valt dus nog wel degelijk heel wat te bereiken. Wat betreft de arbeidsmarkt zien we immers in de huidige crisis de verwachtingen uitkomen: flexwerkers staan als eerste op een zijspoor en zijn wat betreft behoud van werk en inkomen (ook als het gaat om inkomen uit het vangnet van de WW) de kwetsbaarste groep. Ze staan ook op achterstand als het gaat om scholing en omscholing: in flexwerkers wordt veel minder geïnvesteerd dan in vaste werknemers. Dit raakt vooral jongeren en laag opgeleiden.
De onbalans in de arbeidsmarkt zie je terug in de aantallen. De flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmark is met meer dan 2 miljoen flexwerkers en meer dan 1,2 miljoen zzp’ers excessief te noemen. Wat betreft zzp’ers: daar zitten natuurlijk veel ondernemers tussen, maar helaas ook veel mensen die maar wat graag ergens in vaste dienst zouden willen komen. En dat is schrijnend.
Zekerheid
Maar los daar van: veel flexwerkers en zzp’ers bouwen weinig tot niets op aan sociale zekerheid en pensioen. Zo wordt ons sociale zekerheidsstelsel steeds kwetsbaarder, omdat een steeds groter wordend aantal werkenden niet aan het stelsel bijdraagt. Zeker in tijden van recessie maar ook op de lange termijn kan dit juist onze internationale concurrentiepositie en dus onze economie aantasten. Maar het is ook niet goed voor de samenleving: een stabiele samenleving heeft stabiele arbeidsverhoudingen nodig.
De afgelopen 25 jaar zijn steeds meer collectieve verantwoordelijkheden en sociale zekerheden gestopt in de arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst, en zeker een vast dienstverband, opent de deur naar veel van onze sociale verworvenheden: loondoorbetaling bij ziekte, veiligheidsregels, uitkeringen en een pensioen. Andere werkenden blijven daarvan verstoken, maar dragen ook niet bij. Beide is ongewenst, en hier ligt echt een nieuwe sociale kwestie. Ik denk dat we daarom eens goed moeten nadenken over de vraag of we deze sociale regelingen en het beschermingsniveau daarvan niet zouden moeten loskoppelen van de contractvorm. Het zou voor de persoonlijke veiligheid of voor de gevolgen van werkloosheid niets mogen uitmaken of iemand als werknemer of als ingehuurde zzp’er op een bouwplaats werkt. Zouden niet gewoon alle werkenden een basale bescherming tegen inkomensverlies moeten krijgen, los van de vorm van het contract waaronder ze werken?
De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de reformatorische vakorganisatie RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl