Boeken van schrijver Appelfeld spreken tot de verbeelding
Toen ik deze zomer in een boekhandel in Groningen stond, dacht ik: „Iemand die in Israël woont kan het zich niet permitteren om Aharon Appelfeld te negeren.”
Nadat ik het had gekocht, las ik het in één adem uit. En nu weet ik dat zijn boek „Het verhaal van een leven” me lang bij zal blijven.
Appelfelds boek werd vertaald uit het Hebreeuws door Kees Meiling en door Ambo/Anthos uitgegeven.
Aharon Appelfeld (1932-2018) was een beroemde Israëlische auteur en doceerde Hebreeuwse literatuur aan de Ben Gurion Universiteit in Beersheva. Hij liet tientallen literaire werken na.
In het boek beschrijft hij zijn vooroorlogse ervaringen in de Oekraïne in een gegoede familie. Toen kwam de dreiging opzetten. Joden verloren hun banen en huizen. De nazi’s vermoordden zijn moeder aan het begin van de oorlog. Haar gezicht blijft zich gedurende zijn leven aan hem openbaren. Toen hij jarig was en precies dertig jaar ouder was dan zij, schrijft hij: „Zij blijft jong en altijd jeugdig fris.”
Appelfeld en zijn vader kwamen in een ghetto terecht en werden later naar een werkkamp gedeporteerd. Daar raakte hij het contact met zijn vader kwijt. Hij zag kans te ontsnappen en zich in de bossen te verbergen. Later diende hij in de keuken van het Rode Leger. Na de oorlog wist hij via een kamp voor ontheemde personen Palestina te bereiken. In Israël vond hij zijn vader terug.
Appelfeld schrijft over zijn ervaringen in Israël. Hij studeerde onder meer Jiddische en Hebreeuwse literatuur. Hij kreeg ook belangstelling voor de Joodse mystiek en het chassidisme. Hij bezocht een synagoge in de Mea Shearim. Hij wilde met het authentieke Jodendom kennismaken zonder zelf gelovig te worden. Hij besloot in de Hebreeuwse taal te schrijven.
De Club van Overlevenden speelde een belangrijke rol in zijn leven. De leden discussieerden veel, en –dat moet ook worden gezegd– ze rúzieden veel. Toen Appelfeld in 1967 aan de vooravond van de Zesdaagse Oorlog, het leger in moest, gaven clubleden geschenken mee, waaronder een gouden horloge. Uiteindelijk sloot de club van overlevenden zijn deuren. Voor Aharon Appelfeld gold: „Sinds de club is gesloten, heb ik een thuis verloren.”
Appelfeld zei eens in een interview met het Joodse online magazine ”The Tablet” dat hij geen historicus is. „Ik spreek over gevoelens, sensaties en verbeelding. Dat is mijn werk. Ik kan geen fictie schrijven die strikt is verbonden met historische of chronologische details. Dat is onmogelijk. Ik schrijf omdat het een vorm van therapie is op een lager niveau om iets te creëren van betekenis.”
Boeiend is het om te zien hoe in Applefelds werken herinnering werkt. Zo schrijft hij dat tijdens zijn leven hem van alles aan de oorlog doet denken. Ook decennia later blijft de Shoah een belangrijke rol spelen. En naarmate overlevenden ouder worden, komen de herinneringen des te meer naar boven.
Het is iets wat ik in oudere Israëliërs die de oorlog hebben meegemaakt herken. Een van de Holocaust-overlevenden met wie ik vaak praat, moet geregeld aan de oorlog denken. Waar ons gesprek ook over gaat er is altijd wel iets waardoor we het over de Tweede Wereldoorlog gaan hebben.
Ondanks het verlies en hun pijnlijke herinneringen hebben deze overlevenden als het ware tóch overwonnen. Want: ze hebben (vaak) kinderen en kleinkinderen, ze zijn in hun eigen land.