Groot onderzoek naar sterfte in psychiatrie tijdens oorlog
Duizenden gehandicapten en psychiatrische patiënten overleefden de Tweede Wereldoorlog niet. Werden ze doelbewust omgebracht? Of op zijn minst verwaarloosd? Het zijn vragen die centraal staan in het onderzoek dat volgende week officieel van start gaat.
Een vraag in een Duits wiskundehandboek uit 1935: „De bouw van een psychiatrisch ziekenhuis kostte zes miljoen mark. Hoeveel nieuwe woningen van 15.000 mark hadden voor dit bedrag gebouwd kunnen worden?” Het voorbeeld komt uit het boek ”Psychogenocide” dat de Belgische psychiater Erik Thys drie jaar geleden publiceerde. Hitlers regime bracht –naast politieke tegenstanders– niet alleen Joden, Roma en Sinti om, maar ook anderen die niet voldeden aan het geïdealiseerde Germaanse volkskarakter. „Voor ons voortbestaan hebben we gezonde mensen nodig”, zei propagandaminister Goebbels in 1938.
Aktion T4
Tussen 1931 en 1941 werden in Duitsland 80.000 tot 100.000 verstandelijk gehandicapten in instituten omgebracht. In 1939 werd Aktion T4 opgezet, een programma om lichamelijk of verstandelijk beperkte Duitsers en Oostenrijkers te doden of te steriliseren. Op systematische wijze brachten de nazi’s ook tussen de 200.000 en 300.000 psychiatrische patiënten om, vooral in Duitsland en Oost-Europa. Deze slachting begon al in 1939, in Polen.
Niet alle sterfte was echter het gevolg van planmatig handelen. Elke oorlog treft kwetsbare groepen relatief zwaar. Zo overleden in Frankrijk ruim veertigduizend psychiatrische patiënten door honger en andere ontberingen, maar inmiddels is aangetoond dat dit niet het gevolg is geweest van doelbewust beleid dat werd geïnspireerd door de nationaal-socialistische ideologie.
In Nederland zijn wel zo’n acht monumenten voor de slachtoffers in psychiatrie en gehandicaptenzorg geplaatst, maar grootscheeps onderzoek is er nooit gedaan. Het is nog onduidelijk welke invloed de opkomst van het nationaalsocialisme en de bezetting door Duitsland hebben gehad op de medische zorg in ons land. De publicaties in andere landen hebben de onzekerheid over het oorlogsverleden van Nederlandse inrichtingen doen toenemen.
Wel werd duidelijk dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in ons land zo’n 7500 psychiatrische patiënten méér gestorven zijn dan in de zes jaren daarvoor – nog los van de circa 1500 gedeporteerde Joodse patiënten. In de instellingen Maasoord (Poortugaal), Voorburg (Vught) en Sint Jorisgasthuis (Delft) overleden bijna 4000 patiënten, met een piek in het laatste oorlogsjaar. Dat is een veel hoger percentage dan onder de bevolking in die plaatsen. Zelfs rond de bevrijding vielen er nog relatief veel slachtoffers onder de patiënten, omdat de Duitsers zich in vrijwel alle nog functionerende inrichtingen verschansten. Mogelijk gebruikten ze patiënten als menselijk schild in de gevechten met de geallieerden.
Twee jaar geleden bleek dat een op de vier mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de gemeente Zeist overleden, onder de zorg van de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder viel: 1163 van de 4537. Als oorzaken zijn genoemd de overbevolking, de schaarste aan goederen en voedingsmiddelen, het personeelstekort, de bezuinigingen op water, brandstof en elektra, de tekorten aan zeep en de ziekten die hierdoor welig konden tieren. De nationaalsocialistische bestuurders van de inrichting hebben volgens de onderzoekers niet erg hun best gedaan het tij te keren.
Onderzoek
De Stichting Vergeten Slachtoffers Tweede Wereldoorlog –een samenwerkingsverband van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en GGZ Nederland– heeft nu het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies gevraagd landelijk onderzoek te doen naar de omstandigheden en het beleid in de psychiatrie en de gehandicaptenzorg tijdens de vijf oorlogsjaren. Het speurwerk moet in het voorjaar van 2022 afgerond zijn. De initiatiefnemers kondigen aan dat de actuele spits ervan veel aandacht zal krijgen: „Wat leert deze geschiedenis ons als het gaat om de bescherming van kwetsbare groepen vandaag? In hoeverre speelt het verleden mee in onze omgang met vluchtelingen die kampen met psychische problematiek of met een verstandelijke beperking?”
Volgens hoofdonderzoeker Ralf Futselaar zullen vooral archieven nagespeurd worden. Er worden geen interviews afgenomen. Eerst zal vastgesteld moeten worden of, en zo ja waar patiënten ondervoed zijn geraakt of anderszins verwaarloosd. Dat gebeurt aan de hand van sterftecijfers, gewichtskaarten uit de patiëntendossiers en andere bronnen. Daarnaast zal onderzoek gedaan worden naar de sociale geschiedenis van de instellingen, met name de ervaringen van personeel en patiënten. Ook zullen de opvattingen en het gedrag van de bovenlaag onderzocht worden: hoe keken psychiaters, hoogleraren psychiatrie en beleidsmakers naar de Duitse psychiatrie en hoe reageerden ze op de bezetting? Waarom duurde het 70 jaar voordat het besef doordrong dat zich tijdens de Duitse bezetting van ons land een torenhoge sterfte onder patiënten voordeed?
Hoog tijd om antwoorden op deze vragen te zoeken, vindt de Stichting Vergeten Slachtoffers. „De raadsels en het collectieve zwijgen over wat er is gebeurd veroorzaken veel ongemak bij nabestaanden. Dit moet doorbroken worden om uiteindelijk de namen van de vergeten slachtoffers te kunnen noemen. Dat geeft erkenning aan deze groep mensen die destijds van de zorg afhankelijk was. Het is tijd om fouten uit het verleden onder ogen te zien.”
>>vergetenslachtoffers.nl