Hulpverleenster in Irak ontvoerd
In het westen van de Iraakse hoofdstad Bagdad is dinsdag de Brits-Iraakse hulpverleenster Margaret Hassan ontvoerd. Hassan werkt sinds 1992 voor de hulpverleningsorganisatie CARE in Irak. Ze heeft de Iraakse nationaliteit en is met een Iraakse man getrouwd. Ze woont al meer dan dertig jaar in het Arabische land.
Hassan is voor veel televisiekijkers in de Verenigde Staten geen onbekende. Ze is veelvuldig op televisie verschenen bij onder meer CNN. The Washington Post omschreef haar als „een van de bekendste hulpverleensters in Irak.” Ook in Groot-Brittannië is ze bekend. Daar reageerde de regering geschokt op het ontvoeringsbericht. Veel Britten zijn nog in de ban van de recente onthoofding in Irak van hun landgenoot Ken Bigley.
CARE heeft vandaag de activiteiten in Irak opgeschort naar aanleiding van de ontvoering van Margaret Hassan. De Australische directeur van CARE, Robert Glasser, zei dat tegenover de zender ABC. Glasser wilde niet ingaan op de gijzelingskwestie, omdat dit de veiligheid van Hassan in gevaar zou kunnen brengen.
De in Londen geboren Hassan heeft voor en tijdens de oorlog in Irak verscheidene malen gewezen op de slechte humanitaire situatie in haar land. De deelname van Groot-Brittannië aan de invasie noemde ze eerder „treurig.” Ze zei kort voor het begin van het militaire conflict tegenover The Newcastle Journal in Irak te zullen blijven. Ze verzekerde niet bevreesd te zijn voor vergeldingsacties van Irakezen. Ze is weliswaar Brits, maar ze heeft ook een Iraaks paspoort.
Hassan is het jongste slachtoffer van een lange reeks van ontvoeringen in Irak, die tot dusver aan zeker dertig mensen het leven heeft gekost. De ontvoerders richten zich vooral tegen staatsburgers uit landen die op militaire of logistieke wijze deelnemen aan de oorlog en tegen medestanders van de tijdelijke Iraakse regering.
Nog altijd gelden inwoners van onder meer Canada, Egypte, Frankrijk, Jordanië, Koeweit, Libanon, Somalië, Syrië, Turkije, de VS en Zweden als gegijzeld in het Arabische land. Daarenboven is ook een onbekend aantal Irakezen in handen van ontvoerders, maar deze gijzelingen halen nog maar zelden de internationale pers.
In sommige gevallen zijn de gijzelnemers ’ordinaire’ criminelen, die geld willen zien. Maar onder meer de nietsontziende groep rond de Jordaniër Abu Musab al-Zarqawi gebruikt de ontvoeringen vooral om de internationale publieke opinie, via Arabische nieuwszenders, te bespelen en de chaos in Irak te vergroten. Talrijke hulporganisaties, maar ook mediabedrijven, hebben als gevolg van de ontvoeringen hun medewerkers uit Irak teruggetrokken.
De VS, met het grootste contingent militairen in Irak, hebben de grootste moeite de situatie onder controle te houden. Nog altijd zijn er te weinig Irakezen die als agent of militair toetreden tot de nationale veiligheidstroepen.
Een Amerikaanse generaal-majoor, verantwoordelijk voor de veiligheid in Bagdad, zei gisteren dat er alleen al in de hoofdstad een tekort is aan 10.000 Iraakse agenten. Volgens Pete Chiarelli, die daarmee afstand nam van eerdere verklaringen uit Washington, kan het nog wel zeker acht maanden duren voordat Bagdad voldoende Iraakse agenten op straat heeft lopen.
Iraakse veiligheidstroepen en de Irakezen die voor een functie in die troepen in opleiding zijn of er solliciteren, vormen geregeld doelwit van aanslagen. Gisteren werd een basis van de Iraakse Nationale Garde ten noorden van de hoofdstad Bagdad nog getroffen door mortiergranaten. Er vielen zeker vier doden en ongeveer negentig mensen raakten gewond. De gouverneur van een Noord-Iraakse provincie overleefde een aanslag op zijn leven.