Kind uit de diepvries
Het was een uitstekende constatering van de koning in de Troonrede, dinsdag: „De vraag die niet in een rekenmachine past: leven we in Nederland wel voldoende mét elkaar en niet te veel náást elkaar?” Die vraag werpt een heel ander licht op de discussie rond meerouderschap.
Het is een onopvallend, grijs gebouw in het hartje van de Britse hoofdstad: het Central London Hatchery and Conditioning Centre, vrij vertaald: het centrum voor kweek en conditionering. Het indrukwekkendste deel van de wolkenkrabber bevindt zich op de begane grond. Een laboratorium waar 300 mensen in witte overalls achter microscopen bezig zijn met menselijk leven. Achter het glas van tientallen broedstoven staan reageerbuizen met menselijke eierstokken. De laboranten controleren de geoogste eicellen en brengen die samen met zaadcellen. Embryo’s van 72 uur oud worden gesplitst tot er vele tientallen levensvatbare en identieke embryo’s ontstaan. Het record aan gesplitste identieke eicellen uit één eierstok is 16.012 stuks.
Minstens zo opvallend is wat er in een volgende zaal gebeurt: de embryo’s worden geïmplanteerd in een varkensbaarmoeder, in een decanteerfles gevuld met surrogaatbloed. Etiketten geven de herkomst van de embryo’s aan, terwijl ze onder zachtrood licht heen en weer schudden.
Ondergang
In 1932 schreef Aldous Huxley zijn ”Brave new world”, in het Nederlands uitgegeven als ”Heerlijke nieuwe wereld”. Daarin beschrijft hij bovengenoemd gebouw waarin honderdduizenden kinderen worden gekweekt. Al voor hun geboorte worden ze met chemische middelen gepredestineerd tot een van de vijf klassen, van alfa (slim) tot epsilon (dom). In die nieuwe wereld, omstreeks het jaar 2530, zijn de woorden vader, moeder, broer, zus, echtgenoot, gezin, thuis, monogamie en romantiek onbekend geraakt en zelfs uitgebannen als smerige taal. Voortplanting is een technisch proces geworden in handen van de overheid en kinderen zijn een product waar je naar believen accessoires bij kunt bestellen.
”Brave new world” wordt beschouwd als een van de toppers van de twintigste eeuw, ook al stond het nog even op de lijst van verboden boeken. In een tijd waarin niemand had gehoord van reageerbuisbaby’s waarschuwde Huxley al voor een afschuwelijke nieuwe wereld. Hij zette zich af tegen het vooruitgangsdenken en vreesde dat wetenschap en techniek de mensheid juist naar de ondergang zouden brengen.
Draagmoederbank
Intussen is het 2018. Vorige week woensdag bracht het tv-programma Eenvandaag een documentaire over voortplanting. Presentatrice Ria Bremer kondigde een tijd aan waarin „de slaapkamer verhuist naar het laboratorium, waar ongewilde kinderloosheid niet meer bestaat en waar de baarmoeder een operatiekamer wordt.”
Bremer vertelt over „een nieuwe mijlpaal en groot nieuws” bij Lara, bij wie op 20-jarige leeftijd de baarmoeder en eierstokken werden verwijderd vanwege een tumor. „Ik heb nog wel een eierstok in de diepvries”, zei ze toen ze haar vriend leerde kennen. Intussen is het, na terugplaatsen van weefsel in de buik, gelukt om eicellen te oogsten en die te bevruchten met het zaad van haar partner, waarna er drie goede embryo’s zijn ontstaan. „Die liggen nu in de vriezer, te wachten op een draagmoeder.”
Eenvandaag deed daarom onderzoek naar de wenselijkheid van een draagmoederbank. Die moet vraag en aanbod bij elkaar brengen: wensouders die geen kind kunnen krijgen, worden dan gekoppeld aan draagmoeders die een kind voor een ander willen dragen. Zo’n draagmoederbank bestaat niet in Nederland en het is ook niet toegestaan om zich aan te bieden als draagmoeder of daar gericht naar op zoek te gaan.
Lara kan dus niet zomaar een oproep op Facebook plaatsen. Draagmoeder zijn is niet verboden, maar het moet dan iemand zijn uit het eigen netwerk van de wensouder, jonger dan 45, met een voltooid gezin. Er mag immers naderhand geen discussie ontstaan over de vraag van wie het kind is.
Eenvandaag vroeg 18.000 mensen wat ze van zo’n draagmoederbank vinden. Van hen blijkt 53 procent voorstander van een dergelijk systeem. Ruim een kwart, 28 procent van de ondervraagden, ziet dat niet zitten en een op de vijf heeft er geen mening over. De politieke voorkeur van de ondervraagden laat zien dat er in Den Haag een meerderheid voor zou zijn.
Hagar
Er is een ander Boek dat ook uitgebreid ingaat op vragen rond voortplanting. Al in het eerste deel van de Bijbel, het boek Genesis, komen draagmoeders aan de orde. Hagar droeg het kind van Abram en Saraï en Abrams kleinzoon Jakob had naast zijn twee vrouwen ook twee draagmoeders: Bilha en Zilpa.
Onvruchtbaarheid was destijds niet zomaar een kruis, maar in het geval van Abram ook een zware beproeving. God had immers beloofd dat Hij hem tot een groot volk zou maken? Daarom is het opmerkelijk dat de kinderloze Izak geen gebruikmaakte van deze kunstgreep. Hij koos de weg van het gebed, twintig jaar lang, „en de Heere liet Zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd.”
Deze geschiedenissen zouden de gedachte kunnen wekken dat draagmoederschap, Bijbels gezien, een aanvaardbare optie is. Toch staat die conclusie op gespannen voet met drie duidelijke lijnen in Gods Woord over huwelijk en gezinsvorming. Het huwelijk is een exclusief verbond tussen een man en een vrouw. Als een derde binnendringt op het intieme niveau van de huwelijksgemeenschap, is er sprake van overspel. De tweede lijn is dat kinderen een zegen zijn. Ouders hebben geen recht daarop, het is genade als ze die ontvangen. De derde is dat het menselijk leven beschermwaardig is vanaf het meest prille stadium, bij de bevruchting van een eicel door een zaadcel.
Het is God Die de baarmoeder opent en sluit. Die wetenschap neemt niet het verdriet en de pijn weg van ongewilde kinderloosheid. Desondanks valt draagmoederschap, ook dat van Abram en Jakob, in het licht van de genoemde uitgangspunten niet te verdedigen. Dat geldt ook voor de hieraan verwante plannen rond meerouderschap, waar progressieve politici een lans voor willen breken. Eind 2016 kwam een staatscommissie onder leiding van de PvdA’er Aleid Wolfsen met voorstellen voor ”herijking van het ouderschap”. De weg moet gebaand worden, aldus deze commissie, voor nieuwe gezinsvormen waarbij kinderen vier ouders kunnen hebben, en daar horen goede afspraken bij. Denk aan het stel dat ook bij Eenvandaag aan het woord kwam, alsof het de normaalste zaak van de wereld was: vaders Aart en Sjors hebben een kind verwekt bij Lianne en halen daar de melk op. De draagmoederbank zou ook homostellen moeten helpen die een zogenaamd regenbooggezin willen vormen.
Morele vragen
Het is helder dat zo’n draagmoederbank onverenigbaar is met de genoemde Bijbelse grondpatronen rond huwelijk en voortplanting. Er is een derde en soms een vierde die het huwelijk binnendringt, soms is er helemaal geen sprake van een huwelijk of gaat het om een relatie tussen mensen van hetzelfde geslacht.
Verder is de slaapkamer, om het met Ria Bremer te zeggen, een laboratorium geworden, gaat het niet altijd om een genetisch eigen kind uit de twee huwelijkspartners, is na ivf soms sprake van selectieve abortus, enzovoort.
Daar komen nog tal van andere juridische vragen bij. Wat als de draagmoeder het kind toch niet wil afstaan of de wensouders het alsnog weigeren? Dat overkwam de Thaise draagmoeder die in 2014 een kindje met het downsyndroom baarde, Gammy, waarna de Australische wensouders het kind niet mee wilden nemen. Een ander absurd voorbeeld is dat van de Twentse baby Hayley van het homostel Stefano en Arnout, die ze vorig jaar moesten afstaan toen uit DNA-onderzoek bleek dat het kind niet van hen was, maar van de echtgenoot van de draagmoeder.
Voeg daarbij de morele vragen over wat het doet met het kind als het zijn voorgeschiedenis hoort, als het te weten komt dat het een andere biologische moeder had die er afstand van gedaan heeft, en hoeveel er daarbij voor hem of haar betaald is? Ook is van veel draagmoeders bekend dat ze zich hebben gehecht aan hun ongeboren kind en later emotionele of psychische problemen ervaren bij het afstaan ervan.
De vraag naar de draagmoederbank past dus niet zomaar in de rekenmachine. Samen met het concept van meerouderschap werkt dit mee aan een samenleving waarin het embryo en het pasgeboren kind ‘dingen’ worden, waarin het woord ”gezin” in de traditionele betekenis van het woord een vieze bijsmaak krijgt en waarin ouders en (pasgeboren) kinderen niet mét elkaar leven maar náást elkaar. Laten politici, voordat ze hierover een oordeel vellen, de genoemde boeken lezen: dat van Huxley en vooral dat van God.