Moeder worden op je 33e is in Afrika heel vreemd
„Hoeveel kinderen heb je?” Deze vraag is me de afgelopen tien jaar talloze keren gesteld. Tot nu toe moest ik altijd hetzelfde teleurstellende antwoord geven: geen één.
Van Ghana tot Kenia en van Zuid-Sudan tot Botswana: overal wilden marktkoopvrouwen, taxichauffeurs en serveersters weten hoeveel zoons en dochters ik al op de wereld had gezet. Waarna ik vervolgens uitlegde dat in de Nederlandse cultuur ook voor vrouwen de prioriteiten heel anders kunnen liggen.
In Afrikaanse landen hebben de meeste vrouwen van 33 al drie kleine kinderen achter zich aan hobbelen. Gemiddeld krijgen ze er meer dan vijf. In Afrika is 60 procent van de mensen onder de 25. Dit is het jongste continent op aarde.
Kinderen staan hier voor geluk, welvaart en een goede oudedagvoorziening; ook al hebben veel mensen moeite om voor ze hen zorgen. Het moederschap betekent levenservaring, kennis en kracht. Passeer je de dertig zonder nageslacht, dan stuit dat dus op onbegrip.
Maar nu is het zover. „Halleluja”, juichte een buurvrouw toen ik haar het grote nieuws vertelde. Sinds een aantal maanden ben ik voor Afrikaanse begrippen geen meisje meer, maar een vrouw.
Hoe dikker mijn buik, hoe sterker het voelt alsof mijn status is veranderd. Ik stijg een trapje hoger op de sociale ladder. De groenteman wil per se mijn tas vol mango’s dragen, bij het café waar ik vaak zit te werken wedt het personeel op het geslacht van de baby, en vanochtend reed de taxichauffeur in een tergend traag tempo om de gaten in de weg heen. „Het mag wel iets sneller hoor”, probeerde ik hoopvol. De man wees naar mijn buik. „Baby’s zijn het kostbaarste wat er is. Daarom ben ik zo voorzichtig!”
In Afrika mag ik dan dramatisch achterlopen, in Nederland is mijn situatie verre van uniek. Inmiddels is er in mijn familie- en vriendenkring in Nederland een heuse babyboom gaande. De gesprekken met die contacten gaan nauwelijks nog over iets anders. „Is de gezondheidszorg daar wel goed genoeg? Ben je niet bang voor malaria?” Het ene vooroordeel na het andere komt voorbij. „Nou, er lopen hier nogal veel zwangere vrouwen rond in Kenia”, zeg ik dan met een knipoog.
Ik heb tot nu toe niet het gevoel dat ik iets tekortkom hier of dat ik mijn ongeboren kindje in gevaar breng. Integendeel. De echo’s blijken hier in Nairobi een stuk uitvoeriger dan in Nederland, ik ga wekelijks naar zwangerschapsgymnastiek en er worden allerlei soorten bevallingscursussen aangeboden. Als je maar handje contantje afrekent, kun je de beste en meest geavanceerde zorg verwachten.
Nu realiseer ik me heel goed dat dit alleen voor buitenlanders en de rijke bovenlaag van de bevolking is weggelegd. In Kenia en in heel veel andere Afrikaanse landen is de moeder- en babysterfte nog steeds schrikbarend hoog. Op het platteland is voor veel vrouwen de dichtstbijzijnde kliniek te ver weg en veel baby’s overlijden na de geboorte, vooral door infecties en ondervoeding. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie halen 76,6 van de 1000 kinderen hun vijfde verjaardag niet. Dat is bijna acht keer zo veel als in Europa.
Door zowel in Afrika als in Nederland zwanger te zijn, ervaar ik de verschillen en besef ik des te meer hoe bevoorrecht ik ben dat ik wél toegang heb tot goede zorg.