Ds. Nico ter Linden (1936-2018) wilde verhalen vertellen
Ds. Nico ter Linden was vooral een verhalenverteller. Zijn eigentijdse Bijbeluitgave vond een breed publiek. Ook de Schrift zag hij als een verhaal, dat je niet te letterlijk moest nemen.
Ds. Ter Linden, die zondag op 81-jarige leeftijd overleed, was lange tijd ziek. Hij werd vooral bekend als predikant van de Westerkerk in Amsterdam, waar hij van 1977 tot 1995 stond. Eerder diende hij de hervormde gemeenten in Stompetoren, Alkmaar (als gevangenispastor) en Lith en Oijen.
Nico ter Linden zegende in 1998 het huwelijk van prins Maurits en prinses Marilène in. Hij was de drie jaar jongere broer van Carel ter Linden, de informele hofpredikant van de koninklijke familie.
Als schrijver kreeg ds. Ter Linden vooral bekendheid door de zesdelige serie ”Het verhaal gaat”. Van deze eigentijdse hervertelling van de Bijbel werden meer dan een half miljoen exemplaren verkocht. Daarnaast schreef hij columns voor het dagblad Trouw en publiceerde hij verhalenbundels en boeken over predikantschap en pastoraat. Zijn autobiografische essay ”En dan nog dit. Wandelen met God” verscheen in 2016.
Ds. Ter Linden had een vrijzinnige opvatting over het christelijk geloof. Hij wilde veel Bijbelse geschiedenissen –ook die uit de evangeliebeschrijvingen– niet letterlijk nemen, maar vooral als verhalen beschouwen. Daarmee stond zijn visie op het gezag van de Bijbel haaks op die van orthodoxe christenen.
„De Bijbelse verhalen wortelen in de historie, maar daarom zijn het nog geen historische ver- halen”, zo zei ds. Ter Linden anderhalf jaar geleden in een interview met het Reformatorisch Dagblad. „Het is wel waar, maar niet echt gebeurd.” Zo zag hij Jezus als normaal mens en geloofde hij niet dat Hij uit de dood is opgestaan.
De predikant was ervan overtuigd dat de Bijbel zijn verhaal zélf blijft vertellen. En dat mensen steeds opnieuw woorden vinden en proberen nieuwe beelden te zoeken voor de oude boodschap. „Dat blijft het belangrijkste: dat het verhaal verdergaat.”
Ds. Ter Linden werd op 26 juli 1936 geboren in Amersfoort. Zijn beide grootvaders waren predikant. Toen hij in militaire dienst zat, besloot hij na een gesprek met een legerpredikant zelf ook dominee te worden. „Ik dacht: Je zal toch zo’n mooi vak hebben, mensen voor Gods aangezicht te helpen hun leven te ordenen, en er dan zo mee omgaan. Bovendien: ik houd van vertellen.”