Politiek

Een politicus mag het ook weleens níét weten

Een effectieve remedie tegen jokken, jezelf tegenspreken of je woorden terug moeten nemen, is minder praten. Daarom, hét goede voornemen voor politici voor 2018: vaker zwijgen. Dat is goud.

23 January 2018 19:53Gewijzigd op 17 November 2020 03:14Leestijd 3 minuten
Oud-SP-leider Roemer. beeld ANP, Jerry Lampen.
Oud-SP-leider Roemer. beeld ANP, Jerry Lampen.

De stelling dat er in de politiek meer gelogen wordt dan vroeger, valt moeilijk te bewijzen. Hoewel? Hij zou best eens waar kunnen zijn, alleen al omdat politici veel meer praten dan voorheen.

Nee, niet zozeer in Kamerdebatten. Ook honderd jaar geleden duurden die soms tot diep in de nacht. Wel gebruiken ministers, Kamerleden en andere politici veel meer woorden búíten de vergaderzalen. In praatprogramma’s, op Facebook en op Twitter. En dan is het simpel: hoe meer je babbelt, hoe groter de kans dat je onwaarheden debiteert.

Oké, maar hoe kan een politicus dan minder spreken? Oreren is toch zijn beroep? Een metselaar metselt, een politicus praat. Dat klopt, maar een drietal overwegingen kan al te enthousiaste babbelaars wellicht toch helpen hun woordenstroom enigszins in te perken.

De eerste: een politicus moet zich realiseren dat hij van veel zaken weinig afweet en van slechts enkele zaken iets. Dat geldt overigens elk mens. Steven Sloman, hoogleraar cognitieve psychologie, kan ons daar snel van overtuigen. In een interview met het onlineprogramma Brandpunt+ van KRO-NCRV vroeg de Amerikaan onlangs: „Weet u hoe de spoelbak van een toilet werkt? De meeste mensen zeggen klakkeloos ja, maar na de vraag: Leg het dan eens uit, vallen ze subiet stil. We denken veel te weten, maar overschatten onze kennis schromelijk.”

„Wie het weet, mag het zeggen”, riep premier Kok in 1998 op zijn wekelijkse persconferentie, toen hem gevraagd werd hoe zijn kabinet het asielprobleem op ging lossen. Die uitspraak van de toenmalige PvdA-leider is later nogal eens door critici geciteerd om de visieloosheid van paars te bewijzen. Maar hebben we af en toe tóch geen behoefte aan politici die eerlijk aangeven het even niet meer te weten?

Een tweede overweging: laat een politicus zich ervan bewust zijn hoe groot voor hem de verleiding is om interessant gevonden te willen worden. Ook die verzoeking geldt trouwens elke burger, zeker in een tijd van uitgesproken rechtse of linkse meningen. Ik twitter, dus ik ben. Ik vind iets, dus ik besta. Je bewust zijn van de grote verlokking om door roeptoeteren erbij te horen, kan je helpen vaker te zwijgen.

Een derde overweging: onderken als politicus de absurde overhaasting waar onze tijd onder gebukt gaat. „Oh, is er vijf minuten geleden iets gebeurd? Ja, dan moet ik daar inderdaad nu al een mening over hebben.” Waanzin natuurlijk. Waarom tegen die opdringerige journalist niet gezegd: „Kom over twee uur maar terug, dán heb ik dit rapport gelezen en dán heb ik een mening?”

Weekblad Intermediair publiceerde in het verleden nog weleens een index van welke politicus in een bepaald jaar het meest in kranten geciteerd was. Wie bovenaan stond, glom natuurlijk van trots. Maar hoe zou je als politicus, als je afscheid neemt van het Binnenhof, eigenlijk het liefst herinnerd willen worden? Als de grootste schreeuwlelijk? Of wil je oud-SP-leider Roemer opvolgen, die meerdere malen nummer één was in een heel ander rijtje, namelijk van de betrouwbaarste politici? Om dat te bereiken, kán het helpen iets minder te praten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer