Binnenland

In memoriam Nicolaas Jouwe (1924-2017)

Dát konden veel Papoea’s niet begrijpen: een van hun leiders, Nicolaas Jouwe, wilde terug naar West-Papoea en erkende daarmee volgens hen de Indonesische overheersing. Hij gíng, maar bleef uiteindelijk in Jakarta, de hoofdstad van het gehate Indonesië.

L. Vogelaar
18 September 2017 11:24Gewijzigd op 17 November 2020 02:25
Jouwe. beeld Ikon
Jouwe. beeld Ikon

In Jakarta overleed Jouwe vorige week op 93-jarige leeftijd, zo maakte zijn familie in Delft zaterdag bekend. De terugkeer naar Nieuw-Guinea volgt nu pas: hij wordt in zijn geboortedorp Kayu Pulau begraven.

Jouwe was een van de symbolen van de onafhankelijkheidsbeweging van Nieuw-Guinea, het eiland –althans, de westelijke helft ervan– dat tot het Koninkrijk der Nederlanden bleef behoren na de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië in de jaren 1945-1949.

Indonesië bleef proberen het gebied –inclusief de vele kleinere eilanden in de omringende zee– in handen te krijgen, vanwege de rijkelijk aanwezige grondstoffen én vanwege het Indonesische prestige. Binnen een jaar maakt Nederlands-Nieuw-Guinea deel uit van Indonesië, zei de Indonesische president ir. Sukarno zelfverzekerd. Hij deed die uitspraak op 2 januari 1950, slechts zes dagen na de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië.

Geen overdracht

Zo eenvoudig was het echter niet. Nederland was diep teleurgesteld door de handelwijze van de Indonesische regering kort nadat de onafhankelijkheid van dat land werd erkend: Sukarno verbrak de afspraken al snel, onderdrukte bevolkingsgroepen, beroofde de deelstaten van hun zelfstandigheid en zegde ook de Nederlands-Indonesische Unie op.

Dat zette een stempel op het beleid van de Nederlandse regering. Die stelde zich bovendien op het standpunt dat de Melanesische Papoea’s op Nieuw-Guinea anders zijn dan de Aziatische volkeren van Indonesië.

Nederland zette zich in om de bevolking van Nieuw-Guinea te helpen in haar ontwikkeling. Daarmee wilde men ook bewijzen dat Nederland niet had gefaald als koloniale mogendheid.

De rooms-katholieke missie drong erop aan het gebied te behouden om de belangen van het zendingswerk niet te schaden. Verder was Nieuw-Guinea het thuisland geworden voor een deel van de bijna 300.000 Nederlands-Indische mensen (Indo’s) die na de soevereiniteitsoverdracht tussen wal en schip dreigden te vallen. Zij waren naar het eiland verhuisd, maar zouden alsnog onder Indonesisch bestuur komen als Nieuw-Guinea werd overgedragen. En datzelfde gold voor de Molukkers die naar Nieuw-Guinea waren gegaan omdat Indonesië hun streven naar een onafhankelijke staat de kop indrukte.

Verboden vlag

Eind jaren vijftig zinspeelde Sukarno op een militaire inval in Nieuw-Guinea. Kleine schermutselingen leken in 1962 uit te lopen op een oorlog, waarbij de Indonesiërs steun kregen van de Russen. De Verenigde Staten en de Verenigde Naties oefenden druk op Nederland uit om toe te geven. Amerika was bang dat Indonesië door een confrontatie met het vrije westen steeds meer in de armen van de Sovjet-Unie gedreven zou worden. De Nieuw-Guineakwestie maakte daarmee deel uit van de Koude Oorlog, die in die tijd op een hoogtepunt was.

Jouwe was niet alleen stamhoofd, maar ook ambtenaar bij het Binnenlands Bestuur. Hij was adviseur van de Nederlandse diplomaten die bij de Amerikaanse regering en de Verenigde Naties pleitten voor onafhankelijkheid van Papoea, buiten het Indonesische rijk.

In 1961 ontwierp Jouwe de Morgenster. Deze vlag is voor de Papoea’s het symbool van het streven naar onafhankelijkheid. Om die reden is het in Indonesië verboden deze vlag te hijsen.

Jouwe werd vicevoorzitter van de Nieuw-Guinea Raad, het parlement dat door Nederland was opgericht in aanloop naar de gewenste zelfstandigheid. Daarmee was Jouwe de hoogstgeplaatste Papoea in het overzeese gebiedsdeel. Na onafhankelijkheid zou hij president kunnen worden. Zover kwam het echter niet. Nederland gaf het gebied op, en Jouwe was een van de Papoealeiders die in ballingschap gingen. In plaats van een paleis in Hollandia (de naam werd later Jayapura) wachtte een eengezinswoning in Delft. Daar bleef hij zich inzetten voor een onafhankelijk West-Papoea.

Tijd om te praten

In maart 2009 reisde Jouwe op uitnodiging van de Indonesische regering naar Jakarta. Hij voerde daar, tot ieders verrassing, op 87-jarige leeftijd besprekingen om de dialoog tussen Jakarta en de Papoea’s te helpen verbeteren.

Hij bezocht ook zijn geboorteplaats. „Iedereen ging huilen”, vertelde hij over de ontvangst die hem daar ten deel viel. Honderden stamgenoten, uitgedost in rieten rokjes en gekleurde veren en met beschilderde gezichten, heetten hun oude stamhoofd welkom.

Met name het gesprek met president Yudhoyono maakte indruk op hem. „Het wordt tijd om te praten in plaats van te schreeuwen en te vechten. Separatisme is geen optie”, concludeerde Jouwe.

Critici vonden zijn houding onbegrijpelijk: „Indonesië heeft werkelijk helemaal niets voor de Papoea’s gedaan en heeft zelfs de Papoea’s onderdrukt en uitgemoord, zodanig dat er sprake is van genocide.”

In 2010 verhuisde Jouwe. Hij wilde naar Papoea, zijn geboortegrond, maar vestigde zich uiteindelijk in Jakarta. Daar woonde hij de laatste zeven jaar van zijn leven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer