„Vrijheid van onderwijs niet opheffen vanwege segregatie”
De aanwezigheid van witte en zwarte scholen in het onderwijs vormt een probleem, maar de oplossing daarvan is níét het opheffen van de vrijheid van onderwijs.
Dat stelde prof. mr. Ben Vermeulen, lid van de Raad van State, zaterdag tijdens een symposium over 100 jaar onderwijsvrijheid. Het symposium in het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht had plaats ter gelegenheid van de presentatie van het boek ”Van wie is het kind?” door dr. John Exalto.
Vermeulen waarschuwde de politiek om geen dwangmaatregelen te nemen die het bestaande stelsel van openbaar en bijzonder onderwijs aantasten. Segregatie is volgens Vermeulen zeker niet alleen een gevolg van artikel 23, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd. „We vinden ook segregatie in het onderwijs in Frankrijk, Amerika en België.” Maatregelen kunnen zelfs leiden tot nog meer witte en zwarte scholen.
Als voorbeeld noemde de staatsraad de zuidelijke staten in de Verenigde Staten. De overheden wilden daar in de jaren vijftig van de vorige eeuw de leerlingenpopulatie van blanken en zwarten mengen en kwamen met rigoureuze maatregelen. Ouders mochten hun kinderen niet langer sturen naar de school die ze wilden. Met schoolbussen werden leerlingen naar scholen gebracht die de overheid voor hen uitkoos. Vermeulen: „Het gevolg was een witte vlucht uit steden. Mede daardoor is het stelsel daar nu zeker zo gesegregeerd als toen.” Een oplossing heeft Vermeulen niet voorhanden.
Volgens Vermeulen moet het Nederlandse onderwijsstelsel „dealen met de pluriformiteit.” Dat wordt wel moeilijker, omdat er meer verschillen komen tussen leerlingen, waardoor het minimum aan waarden en normen waarover eensgezindheid bestaat, verkleint.
Een oplossing daarvoor zou kunnen zijn de burgerschapsvormende taak van het onderwijs te vergroten, maar daar is Vermeulen geen voorstander van.
Sjoerd Karstens, emeritus hoogleraar onderwijsbeleid aan de Universiteit van Amsterdam, vreest dat op enig moment partijen ter linker- en rechterzijde staatsingrijpen in het onderwijs bepleiten. „Culturele diversiteit wordt gezien als een gevaarlijke kracht. De staat wil dan de moraliserende rol van de kerk gaan overnemen.”
Ds. Kersten
Exalto stelde in zijn betoog dat de onderwijspacificatie in 1917 de „definitieve erkenning was van de verdeeldheid in de Nederlandse samenleving.” De gelijkbekostiging was volgens hem niet zozeer een wens van de christelijke partijen, maar vooral een plan van de liberale premier van destijds, Cort van der Linden. De ARP vreesde staatsinvloed op de christelijke school; pas na de Tweede Wereldoorlog groeide de waardering voor de gelijkbekostiging.
Exalto stelde dat de huidige pluriformiteit mede te danken is aan ds. G. H. Kersten. Aanvankelijk was er ruimte voor alle soorten onderwijs, maar later wilde de overheid alleen protestants-christelijk en rooms-katholiek onderwijs bekostigen. In 1933 wist de predikant de Raad van State er echter van te overtuigen dat hij een eigen, bevindelijke richting nodig had naast de bestaande.