Christenen in Gambia hoopvol over toekomst
Nog maar enkele maanden geleden wilde ds. Arnest B. Jassey uit Gambia beslist niet met zijn naam in de krant. Nu is het geen enkel punt. Het tekent de veranderingen in het West-Afrikaanse land.
Op een paar minuten lopen van het gekrioel in de hoofdstraat van Serrekunda, de grootste stad van Gambia, laat baptistenpredikant Arnest Jassey (43) een bescheiden bouwterrein zien. Het is een stukje grond naast zijn woning in de wijk London Corner. „Hier bouwen we aan onze kerk”, zegt Jassey trots. Hij wijst op een stapeltje bouwstenen en wat zinkplaten. Er moet nog heel veel gebeuren, dat is duidelijk. En er ontbreken ook nog veel materialen. Maar de bouw kan nu tenminste ongestoord voortgezet worden. En dat was drie maanden geleden ondenkbaar.
Op het eerste gezicht oogt Gambia zoals altijd– straatarm, stoffig en vrolijk. Maar wie het land een klein beetje kent en goed oplet, mist iets in het straatbeeld. Inderdaad: de reusachtige propagandaborden met het portret van Yahya Jammeh zijn verdwenen. Net als de president zelf.
Islamitische republiek
Sinds de staatsgreep van 1994 regeerde Jammeh met harde hand over het kleine West-Afrikaanse land dat zo geliefd is bij Nederlandse en Britse toeristen. Verkiezingen won Jammeh altijd met verbluffend gemak. Maar de verdenking van stembusfraude en vooral angst onder de bevolking om op kandidaten van de oppositie te stemmen, wierpen een schaduw over zijn verkiezingszeges. Binnen en buiten Gambia werd hij vrijwel algemeen beschouwd als een typisch Afrikaanse dictator.
Begin vorig jaar, als antwoord op het toenemende isolement waarin zijn regime terecht was gekomen, zette Jammeh een opmerkelijke stap. Hij riep Gambia uit tot islamitische republiek, de tweede van Afrika na Mauritanië.
Dat was niet alleen in strijd met de grondwet. De christelijke minderheid, zo’n 8 procent van de 2 miljoen Gambianen, vreesde het ergste. Maar de officiële islamisering van het land stuitte ook op weerstand bij een groot deel van de moslimmeerderheid die Jammeh juist had willen paaien. Moslims, naar schatting 90 procent van de bevolking, hadden tot dan toe eigenlijk altijd probleemloos samengeleefd met de rooms-katholieke en protestantse Gambianen. De omstreden islamisering zette de religieuze verdraagzaamheid onder druk en dreigde bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten.
De predikant ondervond het aan den lijve. Enkele maanden geleden, tijdens een dienst in de openlucht, werden Jassey en de kerkgangers bekogeld met stenen. De aanvallers riepen dat hier geen kerkdienst gehouden kon worden: „Gambia is een islamitische staat!” Door kalm optreden kon Jassey ongelukken voorkomen en de aanvallers tot bedaren brengen. Maar de schrik zat erin.
Na de verrassende ontknoping van de presidentsverkiezingen in december is Gambia in een stroomversnelling terechtgekomen. Jammeh verloor de verkiezingen van Adama Barrow, de kandidaat van de gezamenlijke oppositie. De dictator weigerde aanvankelijk te vertrekken en even dreigde er zelfs een burgeroorlog. Maar onder druk van een interventiemacht van de West-Afrikaanse Unie, Ecowas, pakte Jammeh uiteindelijk toch zijn biezen. Op 21 januari vluchtte hij naar Equatoriaal-Guinea. Een van de eerste maatregelen van president Barrow was afschaffing van de islamitische republiek.
„Nu is de situatie oké”, zegt Jassey. Net als bijna alle andere Gambianen is hij opgelucht dat de dictatuur voorbij is. „De nieuwe regering gelooft in de wetten van het land. Gambia is een seculiere staat. We zijn niet bang meer voor vervolging.”
Evangelisatie
Het gezin waarin Jassey opgroeide is een afspiegeling van de Gambiaanse samenleving – in elk geval in godsdienstig opzicht. Zijn moeder is moslim en zijn overleden vader was animist. Vier van de zes kinderen zijn moslim en een broer van Jassey is rooms-katholiek. „We hebben thuis geen problemen”, zegt hij glimlachend. „Maar dat wil niet zeggen dat ik tegenover mijn familie mijn mond houd over mijn geloof.”
Het is iets wat Jassey als gedreven baptistendominee niet laten kan. Het is zaterdagmiddag en hij is net terug van een vermoeiende busreis naar Casamance, het zuidelijk deel van buurland Senegal. Na zijn werk als gerechtelijk secretaris is hij daar gistermiddag heen gereisd. Hij was door een plaatselijke pinkstergemeente gevraagd om voor te gaan. Was het de moeite? „Oh, yes! De mensen waren heel dankbaar.”
Ook in zijn eigen stad, Serrekunda, is Jassey onvermoeibaar als het om evangeliseren gaat. Elke vrijdag en zaterdagmiddag gaat hij van deur tot deur, samen met een Senegalese collega-predikant en vrijwilligers van zijn kerkgenootschap. „De mensen zijn nieuwsgierig”, zegt hij. „Ze stellen veel vragen. Ze weten wat de Koran zegt over Jezus, maar niet wat de Bijbel zegt. Sommigen staan open voor een gesprek, anderen worden boos. Ze denken dat ik hun geloof bekritiseer. Maar wij vertellen hun alleen maar de waarheid volgens het woord van God.”
Ondanks de tolerante traditie van Gambia rust er toch nog een stevig sociaal taboe op het christendom. Niet zozeer onder vrienden, want Jassey heeft naar eigen zeggen „ontelbare” vrienden die moslim zijn. Maar in de familiesfeer kan dat taboe volgens Jassey zwaar wegen. „Soms zeggen mensen tegen mij: Dominee, ik weet wat de waarheid is. Maar als ik me uitspreek zal ik door mijn familie verstoten worden.” De prijs van bekering tot het christendom is vaak hoog. Zo heeft Jassey gezien dat veel bekeerde mannen door hun vrouw verlaten werden.
Groeiende kerk
Maar aan de vervolging door de staat is met het vertrek van Jammeh in elk geval een eind gekomen. Jassey ziet de recente regeringswissel dan ook als een enorme kans voor de christenen in Gambia. „Onze kerk groeit”, zegt hij. „Sommigen komen van ver buiten de stad om een dienst bij te wonen.” Inmiddels zijn het er elke zondag al een kleine twintig. En hij is ervan overtuigd dat het er straks, als zijn kerk af is, veel meer zullen zijn.
Jassey hoopt op ondersteuning van geloofsgenoten uit Europa. Voor bouwmaterialen, stoelen; eigenlijk is er gebrek aan alles. Maar hij is optimistisch: „Als het kerkgebouwtje klaar is, zal het hier volstromen.”