Eerbetoon aan afgeslachte Oezbeken
Zonder pardon werden ze neergeknald: de 77 soldaten uit de Sovjet-Unie die nog niet aan de ontberingen van Kamp Amersfoort waren bezweken. Zondag is het 75 jaar geleden.
Na ‘Woeste Hoeve’ –op 8 maart 1945 fusilleerden de Duitsers daar 117 mannen– was het de grootste executie in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch was het drama met de Sovjetsoldaten lange tijd vrij onbekend. In 2010 richtte journalist Remco Reiding de Stichting Russisch Ereveld op. Die herdenkt de slachtoffers sinds 2012 elk jaar op 9 april door in alle vroegte 77 kaarsjes aan te steken. Dat gebeurt volgens de organisatoren „rond het tijdstip van de executie en is tevens een moment waarop het licht de duisternis verdrijft.”
Russen, zo werden ze in de volksmond genoemd, maar in werkelijkheid kwamen de 101 half verhongerde, vervuilde, in lompen gehulde soldaten die op 27 september 1941 aankwamen op station Amersfoort, uit Oezbekistan. Deze ”Untermenschen” waren naar Kamp Amersfoort getransporteerd om de Nederlandse geïnterneerden –onder wie nogal wat communisten– te tonen hoe dom socialisten eruitzien. In plaats daarvan wekte hun erbarmelijke toestand sympathie op van de andere gevangenen.
De beestachtige wijze waarop de Oezbeken werden behandeld, leek van geen kant op de normen die voor behandeling van krijgsge- vangenen golden. Maar daar hadden de Duitsers lak aan. Untermenschen waren het, die Aziaten.
Binnen een halfjaar waren 24 Oezbeken bezweken. De kamparts plaatste twee van hun schedels als curiosa in zijn werkkamer. De 77 overgebleven Oezbeken werden op 9 april 1942 doodgeschoten. Op de plaats waar na de bevrijding hun massagraf werd aangetroffen, bij de Appelweg –nu Loes van Overeemlaan–, werd in 1954 een eenvoudig gedenkteken opgericht. Dat werd vervangen door het huidige monument, onthuld op 4 mei 1962. Het heet De Koedriest –vernoemd naar het bosperceel waar de moordpartij plaatsgreep– en bevat het opschrift ”Aan de roemrijke zonen van het Sovjetvolk die gevallen zijn in de strijd tegen de Duitse bezettingsmacht in 1941-1945. Van het dankbare Vaderland”.
De 101 Oezbeken werden herbegraven op een eigen ereveld naast begraafplaats Rusthof. Het werd op 18 november 1948 geopend door de minister van Oorlog, W. F. Schokking.
Hier kregen ook zo’n 750 andere soldaten uit de Sovjet-Unie een graf. Van hen lagen er 691 eerst bij het Limburgse Margraten ter aarde besteld, maar die begraafplaats werd omgevormd tot Amerikaans ereveld. Ook Georgiërs en Armeniërs die als dwangarbeider in Duitse dienst stierven, kregen een graf op het ereveld in Leusden.
Zo’n 55 jaar na de oorlog slaagde journalist Reiding er als eerste in nabestaanden op te sporen en op de hoogte te stellen van de locatie waar hun familielid begraven ligt. Zo kon het gebeuren dat ontroerde kinderen na meer dan een halve eeuw voor het eerst bij het graf van hun vader stonden. De speurder ontmoette vrouwen die nooit te horen hadden gekregen dat ze weduwe waren geworden; ze waren hun man trouw gebleven en nooit hertrouwd. Nu hoorden ze waar hun man begraven ligt.
Inmiddels heeft Reiding 199 families ingelicht. Over zijn zoektocht publiceerde hij in 2012 het boek ”Kind van het ereveld”. Die zoektocht werd om meerdere redenen onvergetelijk: hij ontmoette tolk Irina, en trouwde met haar.