Zonder Congres kan de president weinig doen
Als het gaat om de verkiezingen in Amerika, dan richt de belangstelling zich vooral op die voor de president. Begrijpelijk. Hij geldt nog steeds als de machtigste man van Amerika. Maar vaak wordt vergeten dat hij weinig kan uitrichten als zijn partij de Congresverkiezingen verliest.
De verkiezingen van 3 november gaan niet alleen over de (nieuwe) bewoner van het Witte Huis. Tegelijkertijd worden er ook verkiezingen gehouden voor het Amerikaanse Congres. Dit parlement bestaat uit twee afdelingen: Het Huis van Afgevaardigden en de Senaat.
De Amerikanen kiezen elke twee jaar de leden van het Huis van Afgevaardigden, in totaal 435. Hoeveel afgevaardigden uit een staat zitting hebben in het Huis van Afgevaardigden hangt af van het inwonertal van een bepaalde staat. Er zijn ook verkiezingen voor de Senaat. Die telt 100 leden, uit elke staat 2. Van die 100 senatoren wordt elke twee jaar een derde (opnieuw) gekozen. De zittingsduur van een senator is dus zes jaar.
Momenteel hebben de Democraten met 235 van de 435 zetels de meerderheid in het Huis van Afgevaardigden. In de Senaat hebben de Republikeinen een meerderheid. Zij bezetten daar 53 zetels. Een extra steun in de rug is dat de vicepresident meestemt als de stemmen staken.
Om effectief te kunnen regeren hebben president en Congres elkaar nodig. Gaat het om een begroting dan moet de president zaken doen met het Huis van Afgevaardigden. Bij het sluiten van internationale verdragen of bij benoemingen, moet hij aan tafel met de Senaat. Wanneer de president dus een andere politieke kleur heeft dan de meerderheid van het Huis van Afgevaardigden, van de Senaat of van beide afdelingen van het Congres, dan kan dat betekenen dat er nauwelijks besluiten genomen kunnen worden. Feitelijk is de president dan vleugellam.
Tot welke problemen dit kan leiden, bleek in de achterliggende twee jaar. Doordat de Democraten de meerderheid in het Huis van Afgevaardigden hadden, ontstond er keer op keer een patstelling bij de behandeling van de begrotingen die president Donald Trump indiende. Soms gingen overheidsdiensten daardoor zelfs tijdelijk op slot omdat er (nog) geen geld uit Washington kwam.
Met de Senaat kon Trump beter zaken doen. Het was in zijn voordeel dat de Republikeinen daar de meerderheid hadden. Daardoor konden bijvoorbeeld ruim 200 federale rechters en 3 opperrechters die de president had voorgedragen, worden benoemd. Dankzij die Republikeinse meerderheid liep ook de poging van de Democraten om Trump af te zetten stuk.
De verkiezingen voor het Huis van Afgevaardigden zijn dit jaar niet spannend. Niemand verwacht dat de Democraten daar hun meerderheid zullen kwijtraken. Dat ligt anders bij de Senaat. Naast de 33 zetels waarvoor volgens rooster dit jaar verkiezingen zijn, staan er door overlijden en aftreden ook nog twee zetels extra open: één in Arizona en één in Georgia. Van deze 35 zetels zijn er momenteel 23 in handen van de Republikeinen. Het is maar de vraag of zij die bij de verkiezingen zullen kunnen behouden. Al verliezen ze er maar 4 van die 23 dan zijn de Republikeinen hun meerderheid in de Senaat kwijt. Mocht Trump worden herkozen, dan zal hij in dat geval niet alleen moeten overleggen met de Democratische meerderheid in het Huis van Afgevaardigden, maar ook met zijn opponenten in de Senaat. Dat kan heel lastig voor hem worden. Zelfs is denkbaar dat de Senaat dan zijn goedkeuring onthoudt aan de voordracht van de ministers die Trump in zijn kabinet wil hebben.
Overigens geldt dit omgekeerd ook voor Biden. Als die de presidentsverkiezingen wint en de Republikeinen weten hun positie in de Senaat te behouden, krijgt Biden het ook lastig. En wat als Biden wint en de Democraten hebben de meerderheid in beide kamers van het Congres? Dan heeft de president meer kans om zijn beleid door te voeren, al moet hij wel bedenken dat voor het aannemen van een nieuwe wet het noodzakelijk is dat zestig van de honderd senatoren daarmee instemmen. Zoveel senatoren zullen de Democraten naar verwachting niet binnenhalen.