Religies beoordelen beschermwaardigheid embryo verschillend
Is het ethisch verantwoord genetische fouten in embryo’s te repareren? Vertegenwoordigers van vijf levensovertuigingen gaven daar donderdagavond hun visie op in het Apeldoornse Orpheustheater.
Stel: een ouderpaar heeft een kinderwens. Probleem is dat een van de ouders lijdt aan de ziekte van Huntington, een ongeneeslijke hersenaandoening die wordt veroorzaakt door één genetisch foutje. De kans is 50 procent dat hun toekomstige kinderen de ziekte ook krijgen. Dat willen de ouders graag voorkomen.
Dan zijn er drie opties, schetst presentator Tijs van den Brink op het podium van Orpheus. Als eerste kunnen de ouders kiezen voor een natuurlijke zwangerschap in combinatie met een vlokkentest in de elfde week. Blijkt uit dit DNA-onderzoek dat het kind drager is van de genetische fout, dan zouden de ouders het kind kunnen laten aborteren.
Als tweede optie kunnen de ouders kiezen voor de zogenaamde pre-implantatie genetische diagnostiek (pgd). Hierbij wordt een embryo dat is ontstaan middels ivf of reageerbuisbevruchting in het laboratorium onderzocht, voordat het in de baarmoeder wordt geplaatst. Embryo’s die de genetische fout bevatten, worden ingevroren of weggegooid.
Als derde mogelijkheid, die in de nabije toekomst wellicht wordt toegestaan, zouden genetische fouten bij het prille embryo kunnen worden gerepareerd in het lab door middel van Crispr-Cas. Met deze ‘genschaar’ kunnen stukjes DNA worden weggeknipt.
Van den Brink legde de drie scenario’s voor aan experts met een verschillende levensovertuiging: prof. Henk Jochemsen (protestants christen), dr. Elisa Garcia (rooms-katholiek), rabbijn Raphael Evers (jood), Rashwan Bafati (moslim) en Ruth Mampuys (humanist). Voor het beantwoorden van lastige technisch-medische vragen was prof. Annemieke Aartsma-Rus uitgenodigd, hoogleraar translationele genetica bij het Leids Universitair Medisch Centrum.
Dr. Garcia mag de spits afbijten. Op de vraag van Van den Brink welke van de drie scenario’s –abortus, pgd of repareren– ze moreel het beste acht, blijft ze het antwoord schuldig. „Voor rooms-katholieken zijn ze alle drie verwerpelijk. Abortus keuren we af, net als de twee andere mogelijkheden omdat daarbij ivf wordt gebruikt. Dat is een grens die we niet mogen passeren.”
Prof. Jochemsen verwerpt abortus en pgd, maar ziet meer ruimte voor de laatste optie, het repareren van fouten bij een embryo. „Mits het veilig kan en er geen embryo’s bij verloren gaan, vind ik het ethisch aanvaardbaar.”
Zijn eerste voorwaarde is al problematisch. „Ik vraag me af of we ooit de veiligheid van de techniek kunnen garanderen. DNA is zó complex. Genen zijn geen legoblokjes. Veranderingen aanbrengen kan ongewenste gevolgen hebben die zich pas tientallen jaren later openbaren.”
Prof. Aartsma valt hem daarin bij. „Hoe meer we weten, hoe meer we erachter komen wat we niet weten.”
Rabbijn Evers staat net als humanist Mampuys positiever tegenover DNA-reparatie bij embryo’s. „Aan elke behandeling kleven risico’s.” Evers ziet het als een morele plicht van ouders om voor de gezondheid van hun kinderen te waken. Daarbij mogen ze royaal gebruikmaken van de medische technieken die er zijn. Ook hecht hij veel waarde aan de kinderwens van ouders.
Evers ziet een verschil in beschermwaardigheid van embryo’s die zich binnen of buiten de baarmoeder bevinden. „In een reageerbuis mag iets meer.”
Rashwan Bafati hanteert een andere grens: die van de leeftijd van het embryo. „Volgens de islam daalt na 120 dagen de ziel neer in het embryo. Vóór die periode heeft het embryo niet de status van een mens. Dan zijn de behandelmogelijkheden breder.”
Jochemsen is het daar niet mee eens. „Een embryo is het begin van menselijk leven. Dat is beschermwaardig, ook al is de ziel er dan mogelijk nog niet.”