Jan van den Bosch, levensgenieter tussen kerk en kerkhof
Hij begon zijn loopbaan als reporter bij de Evangelische Omroep, waar hij naam maakte als grondlegger van de jongerenorganisatie. Na zijn EO-tijd bouwde Jan van den Bosch een zakelijk imperium op dat hem multimiljonair maakte. „De hemel geeft; wie vangt, die heeft.”
De woning van zakenman, touroperator, presentator en filantroop Jan van den Bosch trekt onmiddellijk de aandacht. Door de smetteloos witte gevel, de zuilen, de ornamenten en de opvallende ligging. Pal aan de Oude Rijn, ingeklemd tussen de Oudshoornsekerk uit 1665 en een kleine begraafplaats.
De heer des huizes, zoals altijd onberispelijk gekleed, gedraagt zich ook als heer. Naast het glas met cappuccino liggen een stukje boterkoek en twee klontjes bruine suiker, opgediend als in een chic restaurant. „Geniet ervan!”
U woont bijzonder, tussen kerk en kerkhof.
„Dat kun je wel zeggen, ja. De toren wijst omhoog naar God; de klok die ik elk uur hoor luiden en de begraafplaats waar ik veel loop, bepalen me bij de eindigheid van het leven. Na het overlijden van mijn ouders, enkele jaren geleden, is dat besef veel dichterbij gekomen.”
Wat zoekt u op dat kerkhof?
„Het is daar heerlijk rustig en je loopt op historische grond. Er liggen een paar bekende Nederlanders, onder wie Cornelis de Vlaming, de stichter van Oudshoorn. Als ik ’s avonds een ommetje over het kerkhof maak, wandelt mijn kat Belle altijd mee. Hij gaat ergens zitten omdat hij weet dat ik er een poosje sta te mijmeren. Nooit lang, omdat mijn geduld niet zo groot is, maar ik voel me bevoorrecht dat ik naast zo’n oase mag wonen.”
U werd dit jaar zeventig, hoe voelt dat?
„Ik ben nog heel energiek, maar hoeveel goede jaren krijg ik nog? Straks worden mijn hersens trager en nemen mijn lichaamsfuncties af. Dan kan ik niet meer wat ik nu allemaal doe. Zo lang het lukt, blijf ik daarmee bezig. Een vriend van me is recent ook zeventig geworden. Hij kocht voor zijn vrouw en zichzelf een elektrische fiets en komt me soms trots vertellen dat hij 40 kilometer heeft gefietst. Zo’n ding zal ik nooit kopen. Fietsen doe je op eigen kracht.”
Ter gelegenheid van uw laatste verjaardag verscheen een boek over u. Een verrassing?
„Het initiatief is genomen door Jan Hol, bestuurder van de Christelijke Hogeschool Ede. Zelf was ik er niet zo voor. Ik vind het heel leuk om mensen te interviewen –in de loop der jaren waren dat er vele duizenden– maar juist daardoor heb ik weinig behoefte om aan de andere kant van de tafel te zitten. Je kent de gevoelige kant daarvan.”
Auteur Jeannette Coppoolse typeert u als een kwetsbare, onzekere man op zoek naar God, op zoek naar zichzelf.
„Een zoeker naar God voel ik me niet. In mijn jeugd heb ik Hem al gevonden als mijn Heer en Heiland. Wel zit ik soms met vragen. Mijn reisorganisaties gaan momenteel door een heel moeilijke tijd heen. Soms bid ik: Waarom doet U dit? Van mijn moeder mocht dat niet. Die zei altijd: „Je moet vragen: waartoe?” Daar zit een stuk waarheid in, tegelijkertijd vind ik dat je een hemelbestormer mag zijn.
Van dat kwetsbare herken ik meer. Nu ik veel positieve reacties op het boek krijg, denk ik: zouden ze dat echt menen? Dat zit denk ik in ieder mens. Ik vind het lastig als mannen of vrouwen die ik interview, dat deel van hun leven niet durven tonen. Ook in de Bijbel kom je veel kwetsbare, onzekere figuren tegen. Kijk naar David, lees zijn psalmen. Vandaag is hij juichend, morgen zit hij in de put. Dat herken ik. Ik heb ook een heel andere kant, want de mens is een vat vol tegenstrijdigheden. Wat in mijn hoofd zit, krijg je er niet zomaar uit. Als ik mezelf een bepaald doel stel, ga ik ervoor.”
U typeert uzelf als superijdel en tegelijkertijd heel afhankelijk. Aparte combinatie.
„Elke televisiepresentator heeft een hoge mate van ijdelheid, al kan de een die beter verbergen dan de ander. Pas hadden we de Henri-Nouwenconferentie, gewijd aan het gedachtegoed van de overleden priester en schrijver Henri Nouwen. De verhalen van de sprekers praat ik aan elkaar. Om dat goed te doen, is een zekere ijdelheid vereist. Het moet ook stijlvol gebeuren,”
En tegelijk bent u afhankelijk.
„Ja, in de eerste plaats van God, maar ook van mensen. Dan denk ik aan hen met wie ik nauw samenwerk en aan de mensen die een stempel op mijn leven hebben gezet. Mijn moeder, Nel Benschop, Corrie ten Boom, majoor Bosshardt, David Wilkerson, Joni Eareckson, Billy Graham, Tim Keller… Afhankelijkheid van anderen is heel gezond. De mens is een sociaal wezen, niemand leeft voor zichzelf. Gisteravond was ik met drie goede vrienden uit eten. Voor oud-minister Marja van Bijsterveldt, nu burgemeester van Delft, en Eerste Kamervoorzitter Jan Athonie Bruijn ben ik onlangs zelf aan het koken geweest. Binnenkort komen mijn broers en zussen hier voor de familiereünie. Die variëteit aan contacten vind ik geweldig leuk.”
Maar u bent voor niemand de eerste.
„Help me even; wat bedoel je?”
U bent ongehuwd.
„Nou snap ik je. Nee, daar heb ik geen last van. De relaties die ik had, liepen spaak omdat ik te ongedurig ben. En misschien te veel een allemansvriend. Ik praat met iedereen, als ik ergens ga eten weet ik voor ik vertrek de naam van de serveerster en van de chef-kok. Elk mens vind ik waardevol. Omgekeerd heb ik graag dat anderen míj aardig vinden. Dat zit in mijn aard.”
De relatie met vader Jan was moeizaam. Hoe kwam dat?
„Mijn vader was een steile calvinist, hard voor anderen en voor zichzelf. Dat zag je bij veel vaders in die naoorlogse tijd. Voor schooltijd moest ik meehelpen in de zaak, na schooltijd opnieuw, op zaterdag kon ik bestellingen rondbrengen. Een compliment was er nooit bij, al deed ik nog zo m’n best. Toen hij ouder werd, veranderde dat. Hij kreeg meer trekken van de liefdevolle vader uit Lukas 15, mijn favoriete Bijbelgedeelte.
Op een gegeven moment heb ik deze woning, ons ouderlijk huis, gekocht en laten verbouwen. Mijn ouders hebben nog zeven jaar bij me ingewoond, dat laat zien dat ik aan mijn jeugd geen trauma overhield. De mooie herinneringen overheersen. Na het overlijden van mijn moeder bezocht ik mijn vader vaak in zijn bejaardenwoning. De laatste dagen voor zijn overlijden zat ik aan zijn bed. Zijn laatste woorden waren: „Naar God, naar God…” Dat vond ik heel ontroerend. Het is helemaal goed gekomen tussen ons. Wel heb ik me voorgenomen bepaalde dingen anders te doen, al lukt dat niet altijd.”
Omdat u te veel op hem lijkt?
„Dat is denk ik een goede constatering. Daardoor botste het zo. Je krijgt een soort krachtmeting.”
Had uw leven iets van het jagen naar de bevestiging die u in uw jeugd niet kreeg?
„Daar kon je weleens gelijk in hebben. Ieder kind zoekt erkenning van zijn ouders, vooral van zijn vader, al ben ik nu wel uitgejaagd.”
De band met uw moeder was juist heel sterk, wat maakte haar zo bijzonder?
„Zij was die typisch liefdevolle, reformatorische moeder met zo’n grijs knotje. Een biddende vrouw, die er altijd voor ons was. Bij ontmoetingen wenste ze iedereen Gods onmisbare zegen toe. Ook de mensen die ik hier voor interviews ontving, onder wie overtuigde atheïsten. Televisiepresentator en zanger Henny Huisman was er erg door geraakt. „Dit heeft nog nooit iemand tegen me gezegd”, liet hij me weten.
Op een vriendelijke, onbevangen manier sprak mijn moeder over het geloof met wie dan ook en waar dan ook. Nu vind ik het jammer dat ik gedurende een deel van mijn leven haar zo weinig aandacht gaf, omdat ik druk was met de EO-Jongerenorganisatie Ronduit, EO-Jongerendagen, reizen door de wereld, programma’s maken, later de vakantieparken en de reisbureaus… Ik was meer een racende dan een reizende rentmeester en kon mijn moeder dagenlang vergeten. Daar had ze verdriet van. Niet dat ze me verwijten maakte, maar indirect liet ze het soms merken. Ik ben blij dat ze niet ineens overleed, maar na een hersenbloeding nog bijna twee weken heeft geleefd. Al die tijd was ik bij haar. Van thuis nam ik een paar schemerlampen en planten mee, om die steriele ziekenhuiskamer wat op te fleuren.”
Zwaar, zo lang aan een sterfbed zitten.
„Zeker, maar het was goed. In de kamers ernaast lagen een paar dames in dezelfde situatie. Soms hoorde ik familie zeggen: „Het zou fijn zijn als het gauw is afgelopen.” Dan dacht ik: verdraaid nog aan toe; ik heb je moeder niet gekend, maar ze zal veel voor jullie hebben gedaan. Is een uurtje bezoek dan nu al te veel.”
Uw bedrijven was u vergeten?
„Die interesseerden me geen zier. In het licht van de dood is alles zeer betrekkelijk. Majoor Bosshardt zei altijd: „Jan, het doodshemd heeft geen zakken en de doodskist geen bagagedrager.” De eerste dagen hadden we nog wat contact met mijn moeder. Als je uit de Bijbel las, fluisterde ze woorden na. Zong je een psalm, dan probeerde ze mee te doen. Eerst wilde ik niet accepteren dat ze zou sterven, maar langzaam zag je haar van het tijdelijke naar het eeuwige gaan. De laatste dag waarop we haar nog konden bereiken, leek ze met haar geest al aan de andere kant.”
Wat deed haar overlijden met u?
„Het sterven van een kind van God laat een leegte achter, maar voor haar was het de overgang naar het land van Immanuël. Ze was verlost.”
De nachtpon waarin ze stierf bewaart u in uw slaapkamer als een kleinood.
Geëmotioneerd: „Dat mág toch. Als ik die pon zie, beleef ik weer het moment van haar overlijden en overdenk ik wie ze voor mij was. Met vallen en opstaan probeer ik dezelfde onbevangenheid en liefde te tonen naar mensen die op mijn pad komen. Door alle ontmoetingen heb ik afgeleerd om snel te oordelen. Er is een enorme verscheidenheid, ook onder christenen. Gods volk is net kippenvoer: grof en fijn en het rolt alle kanten op. Dat stoort mij niet; als het geloof maar oprecht is. Ik heb bij indianen gezeten die in hun blootje op een boomstam God lof zaten toe te zingen, in een dodencel in New York bij een brute moordenaar die de Heere God had leren kennen, op de bank bij een president van de Filipijnen die zijn volk op een christelijke manier probeerde te regeren. Zo kan ik nog een uur doorgaan. Ik voel me zeer bevoorrecht dat ik over de hele wereld iets heb gezien van die veelkleurigheid van Gods werk. We hebben allemaal de neiging om het vanuit onze eigen achtergrond en cultuur in te vullen, zeker als je beschermd bent opgegroeid.”
Als kind voelde u zich een buitenbeentje. Hoe kwam dat?
„In die tijd liep bijna iedereen in reformatorische kring op de platgetreden paden. Zo was dat ook bij ons thuis. Op zondag twee keer naar de kerk, zondagavond de jongelingsvereniging, maandag uit school de zondag van de catechismus uit je hoofd leren. Als je die niet goed kende, kreeg je van ds. Kok een tik op je vingers of je moest de betreffende zondag honderd keer uitschrijven. Alles lag min of meer vast. Ik heb niks tegen huisje-boompje-beestje, maar aan mij is dat niet besteed. Ik ben een avonturier. Terwijl we thuis zelfs geen radio hadden, wilde ik tv-presentator worden.”
Om letterlijk voor het voetlicht te komen?
„Dat weet ik niet. Het zat gewoon in me. Op school was ik al de initiator en presentator van allerlei dingen. Bij de EO voelde ik me als een vis in het water. Het was een bijzondere tijd, waarin tal van ideële en parakerkelijke organisaties werden opgericht. Christenen en niet-christenen stonden destijds veel scherper tegenover elkaar dan nu. Meer dan eens werd ik bespuwd, in Amsterdam gooiden ze me een keer in de gracht, omdat onze opvattingen haaks op die van de samenleving stonden. De EO had een klip-en-klare boodschap.”
Bijna alles waarvoor deze omroep streed, heet daar nu achterhaald.
„Met die ontwikkeling heb ik grote moeite. De boodschap van Gods Woord kan nooit achterhaald zijn. De oprichters van de EO waren biddende, missionair gedreven mensen. Als ze de uitzendingen van nu konden zien, zouden ze een deel van de programmering niet begrijpen. Met de programma’s die ik maak, wat je daar ook van vindt, wil ik in hun spoor gaan.”
U blijft ook klassiek over de schepping spreken.
„Waarom niet? Het zal te maken hebben met de gedegen Bijbelkennis die ik van thuis meekreeg, een kostbaar erfgoed, maar dat is niet het enige. Ik was eens te gast in de talkshow van Jeroen Pauw, samen met een overtuigde atheïste. Ik overhandigde haar een grasspriet en zei: „Als u dit sprietje kunt namaken, val ik ter plekke van mijn geloof af.” Dat vond ze een flauw argument, ik helemaal niet. Kijk naar de bloemen, de planten, de insecten… Het vraagt toch veel geloof om te beweren dat alles door toeval is ontstaan.”
Op een gegeven moment ging u de zaken in. Wat is het geheim van uw succes?
„Mijn zakelijke aanleg heb ik van mijn vader geërfd. Bij de EO was ik al een zakenman. De door mij opgerichte jongerenorganisatie had op z’n hoogtepunt 169.000 leden. Ik organiseerde allerlei nevenactiviteiten: conferenties, een krant, reizen… Daarmee heb ik miljoenen voor de EO verdiend.”
Die u vervolgens zelf ging verdienen.
„Tot op zekere hoogte. Als je het goed hebt, mag je daar volgens mij van genieten, maar ik heb ook altijd geprobeerd goede doelen te steunen. Onder meer een kindertehuis voor misbruikte meisjes in Thailand, Mercy Ships, de organisatie van Joni Eareckson… Niet als een vorm van goede werken, maar omdat ik met eigen ogen het effect van die hulpverlening heb gezien.”
Uw lijfspreuk is: ”De hemel geeft, wie vangt die heeft”. Dat klinkt als het Amerikaanse welvaartsevangelie in een notendop.
„O nee! Als ik iets verafschuw, dan is het dat welvaartsevangelie. Met mijn motto bedoel ik dat je de talenten die God geeft, moet gebruiken. Veel mensen zijn tevreden als ze na hun werk met een zak chips in hun doorzonwoning hun krant kunnen lezen. Zo ben ik niet gemaakt. Ik geniet van iemand als Willem den Hertog, de voormalige ijsboer. Die is niet benauwd om geld voor zichzelf uit te geven, maar heeft ook veel goeds voor anderen gedaan. Zijn vermogen kreeg hij door kansen niet te laten lopen. Zo’n man is voor mij een inspirerend voorbeeld. Net als Joni Eareckson, die door een duik in ondiep water een hoge dwarslaesie opliep. Ze ging niet bij de pakken neerzitten, maar bouwde het grootste internationale christelijke netwerk voor mindervalide mensen op. Dat leidt ze met een geweldige passie. Intussen heeft ze twee keer borstkanker gehad, maar ze laat zich door niets ontmoedigen. Ook voor haar geldt: „De hemel geeft, wie vangt die heeft.”
Van mijn broer Bernard kreeg ik voor mijn verjaardag een klein dienblad met daarop een afbeelding van Christus aan het kruis en daaronder de tekst: ”Die hangt, Die geeft.” Ten diepste is dat natuurlijk zo, maar dat maakt mijn motto niet ongedaan.”
Ook niet in het coronatijdperk?
„Zakelijk heb ik het nu moeilijk, dat zal duidelijk zijn. Toen de reiswereld op slot ging, zag het er héél slecht uit. Uiteindelijk hebben mijn vakantieparken in Frankrijk, Spanje en Luxemburg als nooit tevoren gedraaid, maar de reisorganisaties kregen grote klappen. Ook 2021 wordt een zwaar jaar, maar ik overleef dit wel. Dankzij mijn principe dat ik nooit leen, al helemaal niet bij banken. Dat vind ik immorele, soms zelfs misdadige instellingen. Het is schandaal na schandaal, maar die bankiers voelen zich onaantastbaar. Ik heb een Spaanse hekel aan die sector. Daarom is mijn uitgangspunt: eerst verdienen, dan pas uitgeven.”
Wat voelt u zich in de eerste plaats: zakenman, programmamaker of journalist?
„Ik voel me in de eerste plaats een geliefd kind van God. De rest is daarvan een afgeleide. In mijn denken en doen zit ik tussen de reformatorische en de evangelische wereld in.”
Elke zondagmorgen presenteert u het tv-programma Hour of Power. Wat betekent dat voor u?
„Ik ben blij met dat programma omdat ik zie wat het uitwerkt. Veel mensen die van de kerk zijn vervreemd, kijken nog wel naar Hour of Power. De invulling van de dienst is typisch Amerikaans, dat geef ik meteen toe, maar Bobby Schuller brengt een Bijbelse boodschap. Ik houd van Amerika. De Amerikaanse samenleving is harder, maar daardoor ook veerkrachtiger. Let maar op, Amerika is de coronacrisis veel sneller te boven dan wij. Nederland behoort tot de gelukkigste landen van de wereld, maar het is een volk van klagers.”
Wie erft straks de miljoenen die u vergaarde?
Lachend: „Het vermogen wordt beheerd door twee stichtingen. Vier van mijn ”most trusted friends” vormen het bestuur en mogen na mijn dood verdergaan. In mijn testament heb ik vastgelegd waar de gelden naartoe moeten. Een deel van het vermogen gaat naar een trust die nog jaren goede dingen kan doen. Wees niet bang, ik heb het allemaal goed en tijdig geregeld.”
Zelfs uw begrafenis.
„Tot in detail. Ik wil niet dat mijn familie hier straks zit met de vraag: zingen we bij het graf van Jan Psalm 68 of Psalm 86.”
Herkent u Salomo, die na alles wat hij zag, onderzocht en verwierf moest constateren: het is alles ijdelheid, lucht?
„Ook Salomo was een vat vol tegenstrijdigheden. Hij hield van het leven en genoot van mooie dingen. We zijn inderdaad vergankelijke mensen; als het gras is ons kortstondig leven, maar tot mijn dood wil ik het uitbundig hebben meegemaakt.”
De Surinaamse cardioloog Harriette Verwey noemt u een mysterie en stelt de vraag: Wil de echte Jan opstaan?
„Ik ervaar mezelf niet als een mysterieuze figuur. Wel besef ik dat ik veel kanten heb. Misschien draagt het boek over mij eraan bij om het mysterie wat te ontrafelen. Ik hoop vurig dat het me wordt gegeven in het harnas te sterven. Tot die tijd zal ik als een rusteloze zoeker, omhuld door mysteries die ik zelf niet zie, door blijven gaan. Graag zou ik nog eens de hoogste berg beklimmen, in de diepste zee duiken en een wereldreis maken langs alle mensen die ik ken. Bekenden van me zeggen: „Je bent nu zeventig, neem nou eindelijk eens rust.” Dan denk ik: mijn lieve mensen, bewaar me! Om nog even op die elektrische fiets terug te komen: ik moet er niet aan denken. Ik móét er níét aan dénken!”
Jan van den Bosch
Jan van den Bosch (1950) groeit op in een behoudend christelijk gereformeerd gezin, als oudste van negen kinderen. Hij studeert massamedia en communicatie aan Queens’ College in Cambridge en zending en theologie aan All Nations Christian College te Hartfordshire; beide studies maakt hij niet af. In 1974 treedt hij in dienst van de Evangelische Omroep, waar hij presentator, documentairemaker en grondlegger van jongerenorganisatie Ronduit wordt. In 1990 start hij zijn eigen bedrijf, The Company Media Producties. Daarnaast bouwt hij een toeristisch imperium op met vakantieparken en reisbureaus, ondergebracht in de High Flight Group. Van den Bosch is daarnaast onder meer voorzitter van Mercy Ships Nederland en voorzitter van Hour of Power Nederland. In het gelijknamige tv-programma dat hij presenteert, vertellen gasten wat het christelijk geloof voor hen betekent. Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag verscheen onlangs het boek ”Jan, globetrotter met een missie”.