Zwitserland werkte mee aan holocaust
De Zwitserse autoriteiten waren tijdens de Tweede Wereldoorlog op de hoogte van het bestaan van vernietigingskampen in nazi-Duitsland. Ook wisten ze dat vluchtelingen die aan de Zwitsers-Duitse grens werden teruggestuurd, een grote kans liepen om in Duitsland te worden vermoord.
Dat staat in het vrijdag gepresenteerde slot van een studie naar de opstelling van de Zwitserse regering tijdens de oorlog.
Het land deed zich voor als neutraal, terwijl de zaken met nazi-Duitsland gewoon doorgingen. Zwitserland sloot zijn grenzen voor vluchtelingen. Na de oorlog is het land bovendien laks geweest in het teruggeven van eigendommen aan slachtoffers van de oorlog.
Eerdere bevindingen van de internationale commissie van historici die het onderzoek heeft uitgevoerd, werden met enige tussenpozen sinds 1998 gepubliceerd. De voorzitter van de onderzoeksgroep, Jean-François Bergier, zegt dat grote aantallen vluchtelingen zonder noodzaak aan de grens werden teruggestuurd naar Duitsland. De Zwitserse bevolking toonde zich in haar opstelling jegens de vluchtelingen humaner dan de regering, aldus Bergier, maar dat heeft geen beslissende invloed gehad op het regeringsbeleid, concludeert het rapport.
De houding van Zwitserland heeft duizenden mensen op de vlucht in grote problemen gebracht. De autoriteiten van destijds hebben „bijgedragen aan de realisering van het gruwelijkste doel van de nazi’s, de holocaust”, aldus het rapport, dat 600 pagina’s telt.
De commissie-Bergier beschuldigt de toenmalige Zwitserse autoriteiten van een „uitzonderlijk terughoudend” beleid ten aanzien van vluchtelingen, van wie de menselijke waardigheid „niet altijd” is gerespecteerd. Het land sloot in 1942 zijn grenzen voor vluchtelingen. Wel zijn in totaal 60.000 mensen, van wie de helft Jood was, voor korte tijd toegelaten. Maar zeker 10.000 tot 20.000 zijn bij de grens weggestuurd of het land uitgezet, samen met 14.500 mensen van wie de asielaanvraag niet werd gehonoreerd.
De Zwitserse regering heeft daarmee meegewerkt aan het verwezenlijken van het nazi-beleid om zo veel mogelijk Joden te vermoorden, aldus de historici. Het precieze aantal Joden dat aan de grens is teruggestuurd, is niet meer vast te stellen, maar het moeten er ongeveer 30.000 zijn geweest, net zoveel als er werden toegelaten, aldus de commissie.
De historici concluderen echter ook dat Zwitserland, dat omringd was door de nazi’s en hun bondgenoten, vrijwel genoodzaakt was om concessies te doen aan Duitsland.
Van de vier partijen in de regeringscoalitie wijst alleen de nationalistische Zwitserse Volkspartij het rapport af, omdat er onvoldoende rekening zou zijn gehouden met de moeilijke positie waarin het neutrale Zwitserland zich tijdens de oorlog bevond.
Bergier en de zijnen hebben kritiek op de economische samenwerking tussen beide landen, waardoor de neutraliteit van Zwitserland werd aangetast. Zo is oorlogsmaterieel aan Duitsland geleverd en was er niet voldoende controle op het treinverkeer tussen Italië en Duitsland.
De commissie laakt verder het verzoek van Zwitserland aan Duitsland in 1938, dus voordat de oorlog uitbrak, om de paspoorten van Duitse Joden te markeren met een J, zodat de Zwitsers zouden weten wie ze geen asiel hoefden te verlenen.
Het na de oorlog niet teruggeven van geld en eigendommen die tijdens de oorlogsjaren in Zwitserland waren ondergebracht, was meer het gevolg van „een foute beoordeling” dan van puur winstbejag, stelt de commissie. „Aan deze tekortkoming ligt geen slechtheid ten grondslag. (…) Het lag aan onwetendheid en aan het niet herkennen van een probleem dat op zijn best werd gezien als marginaal”, aldus de commissie, die stelt dat de Zwitsers steeds de nadruk hebben willen leggen op het handhaven van het bankgeheim.
De zittende Zwitserse regering erkent in een reactie op de conclusies van het rapport dat Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog soms niet heeft voldaan aan zijn „humanitaire verplichtingen.” In 1995 heeft de Zwitserse president bij de vijftigjarige herdenking van het einde van de oorlog al vergeving gevraagd aan de Joodse gemeenschap voor deze opstelling, aldus de Federale Raad.
De commissie is eind 1996 ingesteld door het Zwitserse parlement. Dat gebeurde na beschuldigingen van Joodse groeperingen dat het land en zijn banken zichzelf in de oorlogsjaren hebben verrijkt. Het rapport is uitgebracht in het Duits, Frans, Italiaans en Engels.