Amerikaanse media geven het nieuws kleur
Pittige uitspraken van president Trump: omroepen zoals CNN en MSNBC vergroten ze uit, terwijl Fox News ze bagatelliseert. Omgekeerd meet Fox News positieve daden van de president uit en vinden andere media er altijd wel een vlek aan. „Dat gaat de hele dag door en dat heeft effect”, stelt de Amerikaanse mediacriticus Bernard Goldberg.
Goldberg kan het weten. Hij werkte eerder als verslaggever voor CBS News en als analist voor Fox News. „Ik heb in twee heel verschillende keukens gewerkt. Ik weet hoe media-organisaties hun nieuwsmenu samenstellen en welke journalistieke kruiden er worden gebruikt om de berichtgeving een eigen smaak te geven. Op zich logisch. Elke medium heeft een eigen identiteit. Maar het probleem is dat de media zo veel smaakversterkers toevoegen dat er van de oorspronkelijke soms niets overblijft.”
Goldberg, die inmiddels in de VS naam heeft gemaakt als onafhankelijke mediarecensent, publiceerde in 2001 het boek ”Bias” (Vooroordeel), waarin hij van binnenuit beschreef hoe media het nieuws kleuren. „Ik schreef toen dat conservatieven ernaast zitten als ze denken dat er sprake is van samenzwering onder journalisten om het nieuws welbewust in een liberale richting te duwen. Er waren geen geheime bijeenkomsten of geheime afspraken. Geen enkele chef ging met zijn mensen naar een kamer, waar hij de deur op slot deed en tegen zijn mensen zei: „Hoe gaan we vandaag de Republikeinen pakken.” Daarvan was begin deze eeuw absoluut geen sprake.”
Het probleem was volgens Goldberg toen wel dat de liberale journalisten op hun redactie geen tegengas kregen. „Liberale redacteuren leefden in hun eigen bubbel en beseften niet eens hoe liberaal ze dachten. Dat liberale denken was hun referentiekader, maar ze hadden geen liberale of progressieve agenda. Ze dachten oprecht redelijke opvattingen te hebben en te werken bij mainstream media. Dat was een verkeerde inschatting.”
Balans
Dit voorjaar schreef Goldberg in een column voor internetkrant The Hill dat hij nu niet meer durft te stellen dat er bij de Amerikaanse media geen sprake is van gerichte acties tegen Trump. „Nu, in het tijdperk van Donald Trump, geloof ik dat er inderdaad zoiets is als een vorm van samenzwering.” Dat wordt volgens hem nog eens versterkt doordat media vooral het nieuws brengen dat consumenten willen horen. „Linkse media, en dat zijn er veel in Amerika, grossieren in het negatieve nieuws over de president; conservatieve media benadrukken alleen maar wat hij goed doet. De balans is totaal weg.”
Als voorbeeld noemt Goldberg de ophef over de buitenechtelijke escapades van Trump. Hij zegt ervan overtuigd te zijn dat de president destijds op meerdere momenten op het punt van huwelijkstrouw een scheve schaats heeft gereden. „Dat de media hier aandacht aan gaven, snap ik. Dat de conservatieven dat tot op de dag van vandaag proberen te bagatelliseren, snap ik niet. Ze verdedigen toch hoge ethische standaarden?”
Maar volgens Goldberg staat daarmee in schril contrast de afhoudende reactie van de grote media toen Tara Reade vertelde in 1993, toen ze werkte in Washington, te zijn aangerand door Joe Biden. „Alleen Fox News wilde haar interviewen. De andere grote media zwegen dat nieuws dood. Pas toen Biden er zelf iets over zei, gaf men er aandacht aan. Maar ook toen heel summier”, zegt de mediacriticus, die zelf lid is van de Democratische Partij „maar niet zo libertijns is als de Democraten nu. Ik sta in de traditie van John F. Kennedy.”
De grote omslag is volgens Goldberg gekomen met de presidentsverkiezingen van 2016. „In het tijdperk van Trump proberen de media niet langer vooroordelen te verbergen; ze omarmen ze. Dat doet Fox News, dat doen de andere media. En het ergste is nog dat ze er geen last van hebben.”
Overigens wil Goldberg Trump ook niet vrijpleiten. „Hij is niet alleen slachtoffer van de mainstream media. Nee, hij blaast het vuur van verdeeldheid en wantrouwen hard aan. En dat is ook gevaarlijk. Het vertrouwen in de media is grotendeels vervlogen. Dat hebben omroepen en kranten deels aan zichzelf te wijten en deels aan Trump.”
Een recent onderzoek van Pew Research Center ondersteunt de conclusie van Goldberg. Een voorbeeld: 62 procent van de ondervraagde Amerikanen is van mening dat de media de ernst van de coronapandemie overdrijven. „Een belangrijke oorzaak daarvoor is dat president Trump tijdens persconferenties en vooral via Twitter probeert de situatie minder ernstig te maken”, zegt Frank Sesno, hoofd van de School of Media and Public Affairs aan George Washington University, in het rapport. „Het is een orwelliaanse spervuur van ontmenselijkende taal over het werk, over mensen die het werk doen en over de organisaties die hen in dienst hebben. Het is een voortdurende aanval op een vrije pers.” De president orkestreert en domineert de media-informatie door middel van tienduizenden tweets en door tijdens persconferenties selectief te zijn in de verslaggevers en de vragen waarop hij reageert. „Als iemand hem niet bevalt, zet hij die publiekelijk weg als een boodschapper van fake news.”
Dat laatste lijkt Trump bewust te doen, getuige hetgeen CBS News-correspondent Leslie Stahl in mei 2018 vertelde tijdens een bijeenkomst van de Society of Professional Journalists in New York. Ze had in november 2016 een interview met Trump, kort nadat hij was gekozen. Op haar vraag waarom hij ook na zijn verkiezing bleef fulmineren tegen de media, was volgens Stahl zijn antwoord: „Weet je waarom ik het doe? Ik doe het om jullie allemaal in diskrediet te brengen en jullie allemaal te vernederen, zodat, als jullie negatieve verhalen over mij schrijven, niemand jullie zal geloven.”
Schade
Die opzet lijkt te slagen. Zeer onlangs zei Anita Kumar, correspondent bij het Witte Huis van de internetkrant Politico: „We verzinnen geen dingen, maar mensen geloven ons niet.” Dat heeft volgens haar effect. „Als je door het land reist, hoor je mensen praten over nepnieuws. Trumps aanvallen op de media hebben aanzienlijke schade aangericht. De betrouwbaarheid van de media zet hij onder druk. Met als gevolg dat wat voor het ene kamp een feit is, voor de andere groep als nepnieuws geldt.”
Kumar vertelt dat wanneer ze als verslaggeefster Republikeinse partijbijeenkom- sten bijwoont, wordt uitgejouwd. „Trump doet daar vaak een schepje bovenop. Dan roept hij tijdens een toespraak ineens: „Kijk, daar heb je de volksverleiders.” En dan wijst hij naar ons in het persvak.”
Media-organisaties wijzen erop dat het wantrouwen en de aversie jegens de media „iets doet” met burgers. In augustus 2018 werd in Californië een man opgepakt omdat hij enkele malen dreigtelefoontjes naar The Boston Globe had gedaan. De reden die hij opgaf: „De krant heeft kritiek op Trump, die de verlosser van Amerika is.” In oktober 2018 stuurde een man pijpbommen naar omroep CNN en enkele Democraten vanwege de negatieve opstelling jegens de president. De explosieven werkten echter niet. In februari 2019 arresteerde de FBI een luitenant van de Amerikaanse kustwacht in Maryland die wapens verzamelde om een aanslag te plegen op journalisten van CNN en MSNBC. In september vorig jaar werd in Kansas een soldaat gevangengenomen die online een discussie voerde over het gebruik van explosieven bij een aanval op het kantoor van CNN in New York. Amerikaanse media stellen dat Trump niet persoonlijk verantwoordelijk is voor deze gevallen, maar menen wel dat de antimedia-actie dit soort effecten kan hebben.
Michael Dubke, die begin 2017 directeur communicatie van Trump was, vertelde aan de samenstellers van het PEW-rapport dat een van de redenen voor Trumps aanvallen op de pers zijn frustratie is over hoe hij er in de media van afkomt. „Er zijn geen verhalen over de vooruitgang die hij heeft geboekt met de economie en het buitenlands beleid. De verhalen zijn op zijn best zeer negatief.”
Jesse Holcomb, docent journalistiek en communicatie aan Calvin College in Grand Rapids, heeft zeker de indruk dat veel journalisten tegen Trump zijn. „Maar dat moeten we niet overdrijven: het brengen van de harde feiten is nog steeds een grondregel in de Amerikaanse journalistiek.” Hij erkent ook dat Trump van tijd tot tijd keihard uitvaart richting de media. „Vooral CNN en The New York Times moeten het dan ontgelden. En het maakt niet uit wat die hebben geschreven.”
Toch zegt Holcomb dat media niet te hard moeten klagen. „In het tijdperk-Trump zijn de inkomsten en abonnementen behoorlijk gestegen. Mensen willen weten dat de president doet en zegt. Zeker bij een kleurrijk iemand zoals Donald Trump.”
Verhouding Witte Huis en media vaak moeizaam
De verhouding tussen het Witte Huis en de media is de achterliggende decennia heel wisselend geweest. Net als Trump was president Nixon zeer gebeten op de pers. Hun partijgenoot George W. Bush had daarentegen met verschillende journalisten een vriendschappelijke verstandhouding.
Nixon noemde journalisten binnenskamers „tuig” en „ratten.” Dat blijkt uit opgenomen gesprekken die later openbaar zijn gemaakt. De achtergrond van zijn scherpe kritiek had te maken met het spitwerk van twee journalisten die hem uiteindelijk ontmaskerden als het brein achter het Watergateschandaal.
Ook president Bill Clinton had een moeizame verhouding met de media. Grote media koesterden zijn linkse ideeën. Maar de verhouding verslechterde toen de pers uitgebreid schreef over zijn zakelijke transacties in Arkansas en over de affaire die hij had met Monica Lewinsky. Clinton was vooral ongelukkig met de vasthoudende journalisten van The Washington Post. Opvallend is wel dat Clinton de Amerikaanse media nooit neerzette als brengers van nepnieuws.
Clintons partijgenoot Barack Obama beloofde bij zijn aantreden dat zijn regering de meest transparante in de Amerikaanse geschiedenis zou zijn. In praktijk kwam hij die belofte bepaald niet na. Verschillende studies hebben inmiddels aangetoond dat Obama heel kieskeurig was in hetgeen wel of niet met de media mocht worden gedeeld. Het Witte Huis gebruikte daarnaast vaak eigen websites en sociale media om de nieuwsmedia te omzeilen bij het presenteren van een eigen versie van de werkelijkheid aan het publiek. Obama is op dit punt de voorloper van Trump, die veelvuldig Twitter gebruikt.
Daarnaast werden er onder Obama tien overheidsmedewerkers vervolgd voor het doorgeven van informatie aan de pers. Acht van hen werden aangeklaagd op grond van de 1917 Espionage Act, een wet uit de Eerste Wereldoorlog die het land moet beschermen tegen spionnen van buitenlandse regeringen. In de negen decennia voordat Obama aantrad, was de wet slechts drie keer gebruikt. In een aantal van de gevallen brachten het ministerie van Justitie en de FBI als bewijs in beslag genomen afgeluisterde telefoongesprekken en e-mailverkeer tussen bronnen en verslaggevers van The New York Times, FoxNews, en The Associated Press in.
President George W. Bush pakte het anders aan. Hij zocht toenadering tot journalisten en zijn ambtenaren waren toegankelijk voor de pers. Tegelijkertijd werden ze met name gedisciplineerd in hun berichtgeving over de argumenten voor de invasie in Irak na de terroristische aanslagen van 9/11.
serie Verkiezingen VS
In de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 3 november wordt er wekelijks een specifiek thema belicht. Deel 4: de media.