Het omstreden afscheid van de Spaanse kolencentrales
Spanje sluit zijn kolencentrales. Dat lijkt goed nieuws voor het milieu. Maar er dreigt een sociale ramp in het toch al lege binnenland. En zelfs de winst in de strijd tegen het broeikaseffect is twijfelachtig.
Op de weg van Calanda naar Andorra, in het zinderend hete binnenland van de Spaanse provincie Teruel, is een richtingwijzer volgeklad. Rechtdoor gaat het naar Andorra. Dat is nog te lezen. Maar waar leidt de afslag naar rechts naartoe? De oorspronkelijke plaatsaanduiding is op de eerste twee letters na verdwenen achter zwarte spuitverf. Cabrones, hebben de spuiters ervan gemaakt: ”klootzakken”. Het verkeersbord wijst naar drie kolossale koeltorens en een schoorsteen van 343 meter, hoger dan de Eiffeltoren.
Andorra –dus niet de dwergstaat in de Pyreneeën maar een dorp met zo’n 8000 inwoners, bijna een metropool in deze verlaten streken– is boos. Boos op de elektriciteitsmaatschappij Endesa en het Italiaanse moederbedrijf Enel, op het regiobestuur in Zaragoza en de Spaanse regering in Madrid, en ten slotte op Brussel. Op 30 juni werd de kolencentrale van Andorra ontkoppeld van het stroomnet. Sindsdien heeft het onkruid vrij spel op wat het Parque de Carbones (kolenpark) was, en nu dus omgedoopt is tot het Parque de Cabrones.
Het lot van de installatie van Andorra staat niet op zichzelf. Tegelijk viel het doek voor zes andere kolencentrales in Spanje, zowat de helft van het totaal. De sluiting is het gevolg van een Europese richtlijn die de kolencentrales in de lidstaten van de Unie voor de keus stelde: óf je plaatst vóór 1 juli 2020 filtersystemen om de uitstoot terug te brengen, óf de centrale moet dicht. Endesa, dochterbedrijf van de Italiaanse energiemultinational Enel en eigenaar van de kolencentrale in Andorra, weigerde de vereiste investeringen te doen. Driehonderd mensen raakten daardoor hun baan kwijt. Maar nog veel meer indirecte banen zullen verdwijnen, vrezen de inwoners van Andorra.
Motor
„De centrale was de economische motor van een groot deel van de provincie Teruel”, zegt Alejo Galve. We hebben afgesproken in het centrum van het dorp, op een plek die iedereen hier kent: het plein met het standbeeld van de mijnwerker.
Galve, lid van de ondernemingsraad en regionaal leider van de vakbond UGT, schetst het belang van de kolencentrale voor de streek. „Toen ik in 1986 bij Endesa kwam werken, waren we met 500 personeelsleden”, zegt Galve. „Daarnaast leverde de centrale nog eens zo’n 500 indirecte banen op. Denk aan transport en dergelijke. In die tijd was 40 procent van de provinciale economie afhankelijk van de centrale.”
Die rijkdom eiste zijn tol. Als brandstof gebruikte de centrale ligniet, een bruinkoolsoort die in de mijnen rond Andorra werd gewonnen. Ligniet was goedkoop, maar ook sterk vervuilend. Met name het hoge zwavelgehalte leverde problemen op.
Zo was de kolencentrale in de jaren 80 van de vorige eeuw verantwoordelijk voor ernstige milieuschade in de provincies Teruel en Castellon. Zo’n 200.000 hectare bos ging verloren door zure regen. Enkele tientallen gemeenten uit Castellon dienden een gezamenlijke klacht in tegen Endesa. Uiteindelijk kwam het tot een schikking. De overheid en het stroombedrijf legden 3 miljard peseta (18 miljoen euro) op tafel om de uitstoot van zwaveldioxide (SO2) terug te brengen en de milieuschade te herstellen.
Het succes van die maatregelen was betrekkelijk. Andorra, met 1100 megawatt een van de grootste kolencentrales in Spanje, bleef tot de vervuilendste in Europa behoren. Volgens een studie van de Zweedse milieuorganisatie Secretariat on Acid Rain uit 2004 was de installatie op drie na de grootste stationaire bron van SO2-emissie van Europa. En Greenpeace zette Andorra in 2008 op de vierde plaats van Spaanse CO2-vervuilers.
Met de toenemende bezorgdheid over de opwarming van de aarde, en het besef dat de uitstoot van kolencentrales daar een belangrijke bijdrage aan levert, groeide de weerstand tegen deze vorm van stroomopwekking. Ook in Spanje, niet bepaald een voorloper bij het nemen van milieumaatregelen.
De conservatieve kabinetten van Mariano Rajoy (2011-2018) gooiden het roer echter weer om. Programma’s voor duurzame energie werden stopgezet en de voorgenomen sluiting van de kolencentrales in 2020 kwam ter discussie te staan. In de zomer van 2015 voorzag de Nationale Commissie voor Markt en Concurrentie (CNMC) voor de kolencentrales nog een lang leven in goede gezondheid. Ze zouden perfect concurrerend zijn, ook zonder de subsidies die de Spaanse kolensector lange tijd heeft ontvangen. De Europese milieuwetgeving zou slechts een „zeer beperkt effect” hebben op het totale vermogen van de kolencentrales in Spanje.
Miljoeneninvestering
Nog geen drie jaar later bleek hoezeer de commissie ernaast had gezeten. Begin 2018 kondigde Endesa, het energiebedrijf met de meeste kolencentrales van Spanje, de sluiting aan van zijn kolengestookte centrales in juni 2020. Aanpassing van de centrale in Andorra aan de Europese milieunorm zou een investering vergen van 200 miljoen euro. Dat zou de installatie onrendabel maken.
De daling van de gasprijs en de milieutaks van 25 euro per ton CO2-uitstoot holden de rendabiliteit van de kolencentrales nog verder uit. Zo werd er vorig jaar 66 procent minder stroom met kolen opgewekt dan in 2018. Het aandeel van kolenstroom in de totale Spaanse elektriciteitsproductie daalde tot een historisch dieptepunt van 5 procent.
De inwoners van Andorra is dat natuurlijk ook niet ontgaan. En het personeel van de plaatselijke centrale nog minder. Maar dat wil niet zeggen dat ze zich zonder meer neerleggen bij hun lot.
Een groepje mannen staat op de stoep voor café Key in het centrum van Andorra. Nicolas Bespin (50) is een van hen. Hij heeft zijn hele leven in de kolencentrale gewerkt. Toen hij achttien was, ging hij aan de slag bij Nervion, een van de onderaannemers van Endesa voor industriële schoonmaak en onderhoud van machines. Deze maand loopt zijn contract af.
Bespin heeft aan alle protesten tegen de sluiting deelgenomen. Vanachter een mondkapje met het embleem van Real Zaragoza, de regionale voetbaltrots van Aragon, vertelt hij zijn verhaal. „We hebben wegen geblokkeerd, gedemonstreerd in het dorp en voor de poort van de centrale, we zijn de straat op gegaan in de provinciehoofdstad Teruel, in de regionale hoofdstad Zaragoza en in Madrid. Het heeft allemaal niets uitgehaald.”
Leegloop
Een man met lang haar in een paardenstaart mengt zich in het gesprek. Hij blijkt José Sauras te heten en is 37 jaar. „De sluiting van de centrale raakt ons allemaal”, zegt Sauras. „Zelf werk ik bij de overheid, in de bosbouw. Maar iedereen heeft hier wel een vader, broer, vriend of bekende die in de mijnbouwsector werkt. De kolenmijnen zijn al dicht. Als nu ook de centrale sluit, loopt het dorp nog verder leeg. Je ziet winkels het niet meer redden en de dienstverlening looptterug. Dat doet pijn.” Teruel is een van de dunstbevolkte provincies van Spanje. Leegloop is hier het allesoverheersende probleem.
Bespin is verontwaardigd over de politici. „Vanaf 2010 wist iedereen dat dit zou gaan gebeuren”, zegt hij. „Maar in tien jaar heeft de overheid niets gedaan. Ze beloofde ons gouden bergen, vooral als er verkiezingen voor de deur stonden. Er is helemaal niets van terechtgekomen. Driehonderd mensen komen nu op straat te staan, dat is de realiteit.”
Hij herinnert zich hoe hij samen met enkele andere werknemers van zijn bedrijf werd opgeroepen voor een gesprek met de regiominister van Industrie. „We moesten halsoverkop naar Zaragoza”, zegt Bespin. „Meteen vanuit het werk, zonder te eten, 100 kilometer rijden om plaats te nemen aan een tafel met de minister. Die had een paar journalisten opgetrommeld om de ontmoeting vast te leggen. Ik was daar hoopvol heengegaan, dacht: misschien heeft hij een alternatief project voor ons, een chorizofabriek, weet ik veel. Maar de minister zei: Ik heb niks voor jullie. We zeiden: Heb je ons dáárvoor opgeroepen? We zijn woedend op de politici. Ze hebben niets gedaan. Niets!”
Cursus
Echt helemaal niets? Toch wel, erkent Bespin. De regio Aragon organiseert samen met de gemeente Andorra en Endesa een cursus van tweeënhalve maand. De centrale moet ontmanteld worden, en daar is gekwalificeerd personeel voor nodig. Alleen is het niet zeker dat wie die cursus volgt ook werkelijk aan de slag kan bij de ontmanteling.
Bespin vindt dat niet logisch. „Het zou normaal zijn als ze je eerst een contract zouden aanbieden en dan de cursus laten volgen. Maar nee, ze doen het omgekeerd: eerst gaan ze 950 mensen opleiden, veel meer dan ze nodig hebben. Zo bouwen ze een arbeidsreserve op, waaruit ze dan op elk moment het aantal werknemers kunnen putten dat ze nodig hebben. Ze spelen met de mensen.” De cursussen worden gesubsidieerd door Brussel.
Intussen schetst Endesa een heel ander beeld van de situatie. Topman José Bogas van de energiegigant, die samen met Naturgy en Iberdrola een oligopolie heeft op de Spaanse elektriciteitsmarkt, kondigde eind vorig jaar een ambitieus plan aan.
Pal naast de huidige kolencentrale in Andorra verrijst de grootste zonne-energiecentrale van Europa met een vermogen van 1585 megawatt. Samen met een windmolenpark van 140 megawatt kan de installatie in totaal 1725 megawatt leveren. De investering van bijna 1,5 miljard euro zou tijdens de ontmanteling van de oude en de bouw van de nieuwe centrale tot 2026 700 banen genereren. Daarna zouden er 120 mensen blijvend aan de slag kunnen in de exploitatie en het onderhoud van het duurzame energiepark. Volgens Endesa is het project „uniek in Europa wat innovatie en sociale betrokkenheid met de omgeving betreft.”
In Andorra moeten ze dat nog zien. Na jaren van valse beloften is het wantrouwen groot. Vakbondsman en werknemer bij Endesa Alejo Galve trekt het aantal beloofde banen in twijfel. Zijn collega Nicolas Bespin valt hem bij. „De gemeente Andorra is blij”, zegt hij. „Met de verhuur van de grond voor windmolens en zonnepanelen kunnen ze veel geld vangen. Ik zei tegen de burgemeester: Wat schiet je ermee op om straks de rijkste gemeente van Spanje te zijn als hier geen mensen wonen? Zonnepanelen leveren geen banen op.” Ondanks herhaalde pogingen is het niet gelukt om de burgemeester van Andorra te spreken.
„Spanje leidt het afscheid van kolen in de wereld”, schreef de regeringsgezinde krant El Periodico onlangs. Het blad citeerde een zelfvoldane woordvoerder van de regering-Sanchez: „Niemand sluit in zo’n korte tijd zo veel kolencentrales als wij.” Oftewel, we zijn goed bezig voor het milieu.
De werkelijkheid is complexer. In november 2018 is Spanje begonnen met de grootschalige import van goedkope stroom uit Marokko. Dat gebeurde juist nadat het Noord-Afrikaanse buurland twee grote kolencentrales in gebruik had genomen.
In Jarada is met Chinees kapitaal een installatie van 350 megawatt gebouwd. En in Safi, ten zuiden van Casablanca, staat een centrale van 1400 megawatt die dagelijks 10.000 ton kolen verstookt en 20.000 ton kooldioxide de lucht in spuit. De investering van 2,6 miljard dollar is opgebracht door een consortium waarin diverse grote Europese bedrijven deelnemen, waaronder het Franse Engie. Zo ontwijken ze de Europese CO2-taks en leveren ze toch aan de Europese markt.
In Andorra moet Alejo Galve er haast om lachen. „Wij moesten dringend dicht, en nu importeren we kolenstroom uit Marokko. Dat heeft toch geen enkele zin?”