Begrotingstekort in eurozone loopt op
De positie van de overheidsfinanciën in de twaalf landen van de eurozone is vorig jaar verslechterd. De begrotingen vertoonden een tekort van gemiddeld 1,3 procent, terwijl er in 2000 sprake was van een overschot van 0,2 procent.
Dit blijkt uit cijfers van Eurostat, het statistisch bureau van de EU, die donderdag zijn gepubliceerd. Het meest zorgelijk ziet de situatie in Duitsland eruit. Daar trad een omslag op van een positief saldo van 1,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2000 naar een negatief saldo van 2,7 procent in 2001.
Tegen die achtergrond stelde de Europese Commissie onlangs voor een officiële waarschuwing te doen uitgaan aan het adres van de regering in Berlijn. De ministers van Financiën zagen echter af van zo’n berisping nadat de autoriteiten in de Bondsrepubliek hadden toegezegd maatregelen te zullen treffen om het budget te saneren. Volgens de voorschriften van het stabiliteitspact mag het verschil tussen uitgaven en inkomsten niet stijgen boven de 3 procent van het bbp.
Na Duitsland volgen Portugal (min 2,2 procent), dat eveneens op de nominatie stond voor een vermaning vanuit Brussel, en Frankrijk en Italië (elk min 1,4 procent). De beste prestatie in de achterliggende periode leverde Luxemburg, dat een overschot realiseerde van 5 procent. Op de tweede en derde plaats treffen we respectievelijk Finland (4,9 procent) en Zweden (4,7 procent) aan. In Nederland daalde het overschot van 2,2 procent in 2000 tot 0,2 procent in 2001.
De staatsschuld is inmiddels in elf landen van de Unie teruggedrongen tot beneden het in het kader van de monetaire unie vastgestelde plafond van 60 procent van het bbp. In het eurogebied als geheel zakte de quote vorig jaar van 69,5 tot 69,1.
Enkele lidstaten lopen nog steeds fors uit de pas. Italië gaat daarbij aan kop, met een schuld die 109,4 procent van het nationale bbp bedraagt. België brengt het er met 107,5 procent nauwelijks beter af. Griekenland (99,7 procent) en Oostenrijk (61,7 procent) voldoen evenmin aan de eis van ten hoogste 60 procent. Nederland laat in dit verband een percentage aantekenen van 66,8.