Nebukadnezar herleeft in Noord-Korea
Heb je gebogen voor het beeld? Die vraag werd niet alleen door Joodse ballingen onder Nebudkadnezar gesteld. Toeristen die Noord-Korea aandoen stellen hem ook, en vooral aan elkaar. Want met 35.000 beelden, verspreid over het hele land, lijkt daar geen ontkomen aan. Welkom in mooi Korea. Welkom ook in het land van barbaars heidendom!
Het land is in feite één reusachtig beeldenmuseum, waarvan de directeuren zichzelf prominent in de collectie hebben opgenomen. Wás het maar enkel een museum. Kim Il Sung en zijn opvolger Kim Jong Il hebben Noord-Korea omgebouwd tot één grote tempel, waar burgers zich dagelijks moeten offeren voor de vader en de zoon.
In de tijd dat hij regeerde liet Kim Il Sung de meeste van die beelden oprichten, na zijn dood in 1994 is zoon Kim ermee doorgegaan. De grootste meet 20 meter en staat in de hoofdstad Pyongyang, op het Kim Il Sung-plein in het centrum van de stad. Het reusachtige bronzen beeld laat de dictator zien met een arm schuin omhoog gestrekt (zie het vignet bij dit verhaal). Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag werd het in 1972 onthuld.
Overigens is het maar beter om als christen bij dát beeld weg te blijven omdat gidsen erop stáán dat ervoor wordt gebogen. Wie dat ter plekke weigert kan rekenen op een fikse portie verontwaardiging en: directe verwijdering.
Maar ook voor wie geen christen is zou een buiging bij een standbeeld van iemand die zo veel bloed aan zijn handen heeft, een onmogelijkheid moeten zijn. Daar dachten twee Nederlandse toeristen, die ik in een wegrestaurant langs de grote autoweg in zuidelijke richting ontmoette, anders over. Op mijn vraag of ze hadden gebogen voor het grote beeld in Pyongyang, klonk een laconiek: ”Natuurlijk.” De man legt uit dat ze ”uit respect” voor ”de gewoonten” van dit land zich hadden aangepast, enne ”die Kim Il Sung heeft best ook goeie dingen gedaan.” Kennelijk had deze landgenoot nog nooit het boek van de Noord-Koreaanse vluchteling Soon Ok Lee gelezen, waarin de verschrikkelijkste gruwelen worden beschreven, begaan tegen gevangenen in strafkampen en op bevel van deze Kim Il Sung en zijn zoon. Zelfs in een alom gerespecteerde reisgids als die van Lonely Planet wordt toeristen geadviseerd omwille van rust en vrede (voor de gidsen en de reisorganisatie) ”je twee keer te bedenken als je aan je principes vast wilt houden.”
Geraffineerd
De weerzinwekkendheid van de Noord-Koreaanse beeldencultus proef je pas echt zodra je zelf oog in oog met zo’n beeld komt te staan. Dan besef je dat het hier niet gaat om zomaar een herdenkingsbeeldje zoals wij die in Nederland hebben van Michiel Adriaansz. de Ruyter, van ir. Lely of van koningin Wilhelmina. Alleen al de geraffineerdheid waarmee een beeld is neergezet zorgt ervoor dat je zo’n ’ontmoeting’ niet gauw vergeet.
Niet Pyongyang, maar Kaesong, een stad met zo’n 200.000 inwoners in het zuiden van het land, is de plek waar we als groep christentoeristen neerstrijken, en er in de buurt van een beeld van Kim Il Sung God bidden om de spoedige val van dit regime. Wie, zoals wij, in het donker het beeld nadert, waant zich terug in de tijd van barbaars heidendom, zoals we dat kennen uit het Oude Testament, de tijd van de Dagons en Baäls, en natuurlijk van Nebukadnezar, met zijn gouden beeld van 60 ellen.
Op een heuvel verheft zich tegen de zwarte avondlucht een enorm goudkleurig beeld. Een batterij schijnwerpers zorgt dat daar een bovennatuurlijk wezen staat te stralen, aan wie de bewoners van de stad zich volledig moeten toevertrouwen.
Neutraal ernaartoe wandelen is eigenlijk onmogelijk vanwege de weg die er als een pelgrimsroute naartoe voert. Lopen is hier bijna vanzelf ”opgaan naar het heiligdom.” En als je niet oppast onderga je al lopend de heuvel op automatisch een proces van verootmoediging en zelfvernedering. Wat een geestelijke claim gaat er van zo’n brok metaal uit! Maar juist dáárom wilden we die avond aan de voeten staan van deze mensgod, en de hulp van de enige ware God inroepen. Waar de Noord-Koreanen op straffe van jarenlange opsluiting niet toe in staat zijn, zullen wij doen.
Onze gidsen hadden dat goed begrepen, en grijpen in. Ze zijn op een afstandje met ons meegelopen, en tonen zich zichtbaar nerveus. Je hoort ze denken: Wat zijn ze nu weer van plan? ”Het is geen godsdienstige plek”, laat een van hen weten, ”dus er wordt hier niet gezamenlijk gebeden of gezongen.” We besluiten daarop in stilte en ieder afzonderlijk in gebed te gaan.
De talloze beelden, maar ook de vele portretten van vooral Kim Il Sung die je langs wegen en op hoeken van straten tegenkomt, doen je beseffen met welke absurde proporties vader en zoon Kim zich laten verafgoden. En dan zijn er nog de dubbelportretten van de twee die in iedere huiskamer behoren te hangen. Minder zichtbaar maar nog indringender voor de burgers, is de indoctrinatie in het ”kimilsungisme” (of Juche) op school, in de kantines en boerenschuren, of de eindeloze stroom slogans en ideologische liederen die dagelijks op straat in hun oren trompetteren.
Natuurwonderen
Kim Il Sung was tijdens zijn leven al de ”weedae-han suryong-nim”, de Grote Leider. Tal van andere namen zijn daar nog bijgekomen: de Zon der Natie, de Zon der Mensheid en de Rode Zon van het Onderdrukte Volk. Na zijn dood kreeg hij de titel ”Eeuwige President”. Kim Jong Il nam ”met de zegen van hemel en aarde” de macht van zijn vader over, enkele jaren nadat die was overleden. Pierre Rigoulot somt in zijn boekje ”De schurkenstaat” enkele natuurwonderen op die na Kims machtsovername plaatsvonden. Een plotseling opduikende mist bijvoorbeeld, juist op een moment dat Kim Jong Il bij Panmunjom even aan de Amerikaans-Zuid-Koreaanse kant (vijandelijk gebied dus!) wil kijken tijdens een inspectiebezoek. Dankzij de dikke mist kon dat met gemak. En toen hij eens aan de kust bij de Gele Zee stond, en een kaart wilde uitvouwen hield het op met regenen, ging de wind liggen en begon zelfs de zon te schijnen.
Tot op de dag van vandaag worden er regenbogen rond de beelden van vader Kim gemeld, en gaan groepjes duiven ”zomaar spontaan” op de schouders van zoon Kim zitten.
In Pyongyang is een Engelstalig boekje te koop getiteld ”Anekdotes van de Grote Mens Kim Jong Il”, dat vol staat met verhalen over de grote daden van zoon Kim. De hoofdstukken dragen titels als ”moedige operatie”, ”uitreddingen”, ”geniale ideeën” en ”uitzonderlijke bezorgdheid”. Kim komt er naar voren als een geniale sinterklaasfiguur die weldoenend het land doorwandelt. Een pseudo-Messias die zijn eigen evangelie heeft volgelogen, is misschien een betere typering.
Zijn de Noord-Koreanen die regelmatig bloemen (moeten) leggen en buigen bij de beelden, zo naïef dat ze ook werkelijk in vader en zoon geloven? Afgezien van het feit dat niet buigen gelijk staat aan verdwijning in een strafkamp, is het van belang om bij de beantwoording van die vraag een beetje in de huid van de Noord-Koreaan te kruipen. Dat is althans de opvatting van de Brits-Zuid-Koreaanse journalist Michael Breen in zijn dit jaar verschenen boek ”Kim Jong Il, Noord-Korea’s Geliefde Leider”. Breen wijst op de culturele factor die de Noord-Koreanen parten speelt: het is typisch Koreaans om leiders ook na hun dood te vereren. In Zuid-Korea is dat door democratisering en verwestersing een tamelijk uitgeholde praktijk geworden, in het noorden is het juist tot extreme proporties uitgegroeid.
Mens op de maan
Intussen geldt: wie zo hoog van zichzelf op geeft zal er alles aan doen om zijn lage menselijke kanten te verdoezelen. Ook daarover doen aardige anekdotes de ronde, en juist omdat ze niet door de plaatselijke machthebbers zijn geautoriseerd zouden ze wel eens waar gebeurd kunnen zijn.
En dan is er de onwetendheid waarin de burgers worden gelaten. Negatief nieuws dat de verafgoding van de beide Kims zou kunnen temperen, horen of zien ze niet. In die zin is er na vijftig jaar indoctrinatie een ”homo nordocoreanus” ontstaan, een tamelijk wereldvreemd wezen. ”Hun is bijvoorbeeld nooit verteld”, zegt Breen, ”dat er ooit mensen op de maan zijn geland, want dat zou wel eens bewondering voor aartsvijand Amerika tot gevolg kunnen hebben.” Die onwetendheid geldt ook ten aanzien van de leiders zelf. Wat ze van de Kims weten is van boven af gedirigeerd en gefantaseerd. Zo zou Kim Il Sung (en dus ook zijn zoon) uit een heldengeslacht stammen, en bevrijdde hij bijna eigenhandig Korea van de Japanse bezetting. Omdat zoon Kim per definitie niet kan bogen op zo’n oorlogsverleden -hij is begin zestig- kan hij zijn vader als ideologisch hulpje goed gebruiken. Vandaar dat niet hij, maar zijn vader het meest figureert in beelden en op portretten.
Van vader Kim was bekend dat hij een goedaardig gezwel in zijn nek had - op propagandafoto’s werd dat steevast weg getoucheerd. En tijdens fotosessies voor journalisten stond bewakingspersoneel zorgvuldig opgesteld om fotografen op afstand te houden zodra die foto’s van Kims nek wilden maken. Rond Kim Jong Il zijn soortgelijke verhalen in omloop. Zo verscheen hij een keer voor het eerst in het openbaar nadat hij door een ziekte een ernstige huidaantasting in het gelaat had opgelopen. Om dat te verdoezelen ontving hij zijn buitenlandse gasten met een felle lamp achter hem, die recht in het gezicht van de gasten scheen zodra die hem de hand wilden drukken. Zo was het bijna onmogelijk om Kims gezicht te zien.
Kim Jong Il als een zwart gat. Dat geldt eigenlijk voor heel Noord-Korea. Want wie de aarde vanuit een satelliet bij nacht bekijkt, ziet overal licht, behalve in grote delen van Afrika en in Noord-Korea. Als je heel goed kijkt zou je misschien toch licht zien: de helverlichte beelden van Kim en Zn. Want díe boodschap moet tot ver in het heelal overeind blijven: vader en zoon Kim zijn voor de mensheid hét licht in de duisternis.
Dit is het derde verhaal in een serie reisverslagen uit Noord-Korea.