Buitenland

Tegenover de arrogantie de vrijmoedigheid

Als toerist kun je Noord-Korea maar beter mijden. Je reisschema loopt er immers van Leugen, via Schijn, naar Bedrog. Maar als christen is er wél iets te halen. Of beter: te brengen. Tegenover de arrogantie van de macht de vrijmoedigheid van het Evangelie!

A. Franssen
29 September 2004 14:08Gewijzigd op 14 November 2020 01:41

De viermotorige Iljoesjin van Air Koryo is nog maar net van Chinese bodem opgestegen, dus Noord-Korea is in de verste verte nog niet te bekennen. Toch dringt het stalinistische regime zich al snel aan ons op: in het gedrag van een van de stewardessen. Vanwege haar ijskoude blik en de manier waarop ze passagiers behandelt -een van hen wordt letterlijk in zijn stoel geduwd, een ander krijgt een sneer waar je koud van wordt- is maar één conclusie mogelijk: die heeft een Noord-Koreaanse opvoeding genoten.

Er wachten bij aankomst op de luchthaven van Pyongyang meer onaangename verrassingen. Bij de bekende detectiepoortjes staan ze al klaar: douanebeambten met de bekende hoge petten op hun hoofd. Van opzij lijken het skipistes op miniformaat, van bovenaf zijn het landingsplaatsen voor helikopters. Maar de boodschap die ervan uitgaat is niet mis te verstaan: wij zíjn de staat en hebben macht over u!

Nadat mijn koffer door het scanapparaat is gehobbeld word ik staande gehouden. Of ik hem maar even wil openen, want er is een verdacht object gesignaleerd. Een verrekijker! Aan de reactie van de andere petten is te merken dat ik daarmee tot een ernstige bedreiging voor de staatsveiligheid ben verklaard. De kijker gaat van de ene in de andere hand en wordt uitvoerig uitgeprobeerd. Ze besluiten hem in beslag te nemen, zodat de potentiële spion die voor hen staat geen serienummers van raketinstallaties kan doorspelen aan de CIA. Dankzij tussenkomst van onze gids wordt de soep iets minder heet gegeten: hij krijgt de kijker mee op voorwaarde dat ik hem in ieder geval niet in handen krijg zolang ik in Noord-Korea ben (ook mobieltjes worden in beslag genomen, ze zijn in Noord-Korea strikt verboden).

Zelfs zonder verrekijker zien westerse toeristen al gauw te veel, is kennelijk de gedachte, want de twee gidsen die ons vergezellen doen hun best ons zo snel mogelijk van de ene zorgvuldig geplande attractie of bezienswaardigheid naar de andere te brengen; tijdens de tocht ernaartoe blijven de deuren van de bus onverbiddelijk dicht.

Marktkraampjes
Alleen in de hoofdstad Pyongyang gaat het wat relaxter toe en worden we af en toe even alleen gelaten. Volgens enkele ervaren Noord-Koreareizigers in het gezelschap is het zelfs opvallend ontspannen in Pyongyang. Vrouwen en kinderen lopen er fleuriger bij en er zijn zelfs skaters op het reusachtige Kim Il Sung Plein. Nog verrassender is dat op sommige straathoeken kraampjes staan waar sigaretten, snoepgoed en frisdrank worden verkocht.

Toch moet bij dit alles bedacht worden dat de hoofdstad voor alles een showroom is, een reusachtige etalage waar het regime zich van zijn allerbeste kant wil laten zien aan westerlingen. Pyongyang heeft de allure van een wereldstad, en vanwege de skyline met torenflats zou je er bijna in gaan geloven. In werkelijkheid is de stad een grote leugen, fungeert hij als een masker waarachter een uitgemergeld land zich schuilhoudt. Maar zelfs dat masker vertoont kenmerken van verval. De wegen zijn er zo breed dat ze gemakkelijk als start- en landingsbaan van vliegtuigen kunnen dienen.

Vanwege de anderhalve auto die er rijdt een lachwekkende vertoning. Gemotoriseerd verkeer bestaat verder uit enkele (trolley)bussen en trams. Net als de rest van het land bevindt Pyongyang zich in een permanente oliecrisis en oogt iedere dag er als een autoloze zondag. Omdat brandstof er in de eerste plaats is voor de strijdkrachten mag de rest van de bevolking fietsen of lopen. Mobiliteit is daarnaast ook een uiterst beladen iets: het hoort immers bij vrije mondige burgers en die zijn buitengewoon schaars in dit land. ’s Avonds en ’s nachts speelt de energieschaarste de stad parten en dan is lopen door de nauwelijks verlichte straten, met aan weerzijden de hoog oprijzende gestalten van onverlichte woonblokken, bepaald geen pretje.

Ondanks de vrijwel lege wegen staat er overdag op vrijwel ieder kruispunt een agent ”het verkeer” te regelen. En hoe! Als opwindpoppetjes draaien ze om hun as -de meesten zijn in witte uniformen uitgedoste meisjes- en bewegen schoksgewijs hun armen en hoofd om aanwijzingen te geven. Zo symboliseren ze bij uitstek de manier waarop heel dit land wordt gedirigeerd: de realiteit is niet doorslaggevend voor je gedrag en denken, alleen de Noord-Koreaanse ideologie, of beter gezegd, het geniale brein van Kim Jong Il telt. En voor wie die logica niet begrijpt ligt er altijd nog een knuppel of bajonet klaar. Toeristen die Noord-Korea aandoen moeten vooral van Kims genialiteit doordrongen raken, en om die reden worden ze van het ene naar het andere ’hoogtepunt’ gesleept. Kennelijk kunnen enkel beton en staal ons van Kims bovennatuurlijke gaven overtuigen; gewone mensen en hun verhalen hoeven we wat hen betreft niet te horen. Kims monopolie op de waarheid, en zelfs op de werkelijkheid, maakt van zo’n rondreis een eindeloos welles-nietesspelletje tussen gids en gast, een opeenvolging van pretentie en ontmaskering.

Toiletemmer
Terwijl onze gids hoog opgeeft van de ruime flatwoningen aan weerszijden van de weg moet ik denken aan wat de Franse Korea-kenner Pierre Rigoulot schrijft in ”De schurkenstaat”. ”Hoe valt het bestaan te beschrijven van de bevolking die in een van die leuke blokkendozen woont van tien of vijftien verdiepingen, zonder lift omdat er geen stroom is en zonder drinkwater? Er wordt wat groente gekweekt op het balkon, als dat er is, of op het grasveld beneden aan de flat. Tegenwoordig worden varkens gestolen, wat tot gevolg heeft dat een aantal mensen ze nu in huis fokt. Water moet met een emmer worden gehaald.

Toiletten kunnen niet meer worden gebruikt. Er wordt een toiletemmer gebruikt en de uitwerpselen worden gemengd met aarde om een vervangingsmiddel voor mest te maken dat aan de collectieve boerderijen wordt verkocht.” Van het gewone leven krijgen we dus niet te zien, wel geniale prestaties, want die passen bij een geniale leider. Een vast onderdeel is daarom een bezoek aan het Staatscircus, waar iedere avond topatleten hun kunsten laten zien. In de immens grote zaal met 3500 zitplaatsen krijgen we de beste plekken toegewezen, uiteraard nadat het overige Noord-Koreaanse publiek is gaan zitten, want ook hier is eventuele ideologische kruisbestuiving taboe.

We zien acrobatiek van ongekend hoog niveau. Een lust voor het oog, en toch bekruipen je al snel gemengde gevoelens. Want voor wie zitten we hier eigenlijk te applaudisseren? Alleen in een dictatuur kunnen immers jongelui -onder hen kinderen van tien, twaalf jaar- zulke capriolen uithalen. In het zogenaamde Kinderpaleis Mangyondae is het al niet anders. Bollebozen en getalenteerde kinderen worden hier na schooltijd met ijzeren discipline bekwaamd in gitaar- of pianospel, borduren, kalligrafie of in een van de honderden andere kunsten. Allemaal prachtig om te zien en te horen, maar weerzinwekkend om mee te maken. Vooral als je weet wat er met minder getalenteerden gebeurt. Pierre Rigoulot vermeldt in zijn boekje dat gehandicapten uit Pyongyang zijn verdreven naar twee verbanningsoorden in de grensprovincies met China.

In steden als Nampo, Kaesong en Chongjin gebeurt hetzelfde. Bij de ingang van de 170 meter hoge Juche-toren worden we geacht onder de indruk te raken van de ”grote internationale belangstelling” die er bestaat voor de geniale ideeën van Kim en Zn., samengevat in de zogenaamde Juche-ideologie. In een wand zijn enkele honderden tegeltjes ingemetseld met daarop loftuitingen aan het adres van de twee dictators. De meesten zijn afkomstig uit Afrikaanse en Oost-Europese landen en dateren voornamelijk uit de jaren ’70 en ’80 - de periode dat Noord-Korea nog kon leunen op communistische regimes in het Oostblok. Het granieten blok aan de voet van de toren meet precies 15 bij 4 meter, en ook dat is natuurlijk geniaal. Want is 15-4 niet de geboortedag van Kim Il Sung? Ook al is hij dan tien jaar geleden overleden, Kim Il Sung wordt tot op de dag van vandaag als een goddelijk heerser vereerd. Zijn geboortejaar 1912 is zelfs tot begin van de Noord-Koreaanse jaartelling gemaakt (Noord-Koreanen leven niet in 2004, maar in juche 93). Zou je niet beter weten, dan zou je denken dat niet Kim Jong Il, maar zijn vader Kim Il Sung de nog springlevende leider van het land is. Afbeeldingen van de zoon zie je nauwelijks - reusachtige portretten van Kim Il Sung des te meer. Ook op het rode speldje dat iedere Noord-Koreaan op zijn jas draagt is niet het gezicht van de zoon, maar van de vader te zien.

Dankzij het geraffineerde reisprogramma ga je als toerist gemakkelijk voorbij aan de belabberde toestand van dit land. Na het zoveelste luxe diner moet je jezelf weer even in je vel knijpen: zit ik echt in Noord-Korea? Het land waar miljoenen mensen niet genoeg te eten krijgen, kinderen ondervoed en verzwakt op straat rondzwerven, waar ziekenhuizen aan van alles gebrek hebben, christenen zwaar vervolgd worden en honderdduizenden mensen creperen in strafkampen? In dat licht bezien is elk glas wijn dat je wordt voorgezet een staaltje blufpoker uit de keuken van dictator Kim Jong Il en zijn kliek. De weelde waarop toeristen worden getrakteerd is in feite enkel mogelijk bij de gratie van het meedogenloos onderdrukken van de eigen bevolking, die van alles tekortkomt.

Geestelijke wapens
Is het dan verantwoord om als toerist naar Noord-Korea te gaan om je er door het regime te laten pamperen? Is je aanwezigheid niet per definitie een steunbetuiging aan het regime? Is zo’n reis sowieso niet een financiële steun in de rug voor een regime dat aan de bedelstaf is geraakt? Volstrekt onverantwoord dus, zo’n reis.

Toch was er dit keer iets anders aan de hand. Wij hebben ons in die vijf dagen nadrukkelijk ook als christenen gedragen en gepresenteerd. Vanuit de overtuiging dat dit bezeten regime in de eerste plaats een geestelijke strijd tegen zijn onderdanen voert, waartegen met geestelijke wapens moet worden gestreden.

De reisdoelen van de gidsen waren van steen en beton, maar de ogen en harten van deze reizigers waren op mensen gericht. Noord-Koreanen die de groep tegenkwamen, zagen hen gezamenlijk bidden of zingend getuigen van hun Heere, van wie ze beleden dat Hij machtiger is dan alle aardse machthebbers. Eigenlijk is zoiets onmogelijk in een land dat christenen oppakt, martelt en doodt. En toch gebeurde het.

Tegenover de arrogantie van de macht, de vrijmoedigheid van het Evangelie! Of dat opweegt tegen de goede sier die het bewind met hen heeft kunnen maken? Op het eerste gezicht misschien niet, want de contacten met de buitenwereld waren schaars en summier. Maar wie ooit vanuit een donkere ruimte een kiertje licht heeft ontdekt, weet wat dát met je doet. Meer hoeven ze niet te weten. De rest laten ze aan hun Heere over. Dit is het eerste deel in een serie verslagen vanuit Noord-Korea.

Dit is het eerste verhaal in een serie reisverslagen uit Noord-Korea.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer