Hof: Smartengeld voor gewonde Palestijnen
Het Israëlische hooggerechtshof heeft voor het eerst geoordeeld dat Palestijnen die door onachtzaamheid van het leger gewond zijn geraakt recht hebben op smartengeld.
De uitspraak heeft betrekking op een zaak uit 1988, maar kan de weg vrijmaken voor Palestijnen die in het huidige conflict met Israël gewond zijn geraakt om naar de rechter te stappen en eveneens smartengeld te eisen.
Het hof wees het beroep van de hand dat de Isralische staat had aangetekend tegen een uitspraak van een lagere rechtbank, die had geoordeeld dat twee door het leger verwonde Palestijnse broers in aanmerking kwamen voor smartengeld. De broers, Saud en Jamal Beni Uda, werden in1988, ten tijde van de eerste intifada, in het dorp Tamoun op de Westoever neergeschoten door Israëlische soldaten die een verdachte wilden arresteren. Dat gebeurde toen ze wegvluchtten uit hun ijzerwarenwinkel. Saud Beni Uda overleed later aan zijn verwondingen, zijn broer raakte gewond aan zijn been en werd daardoor invalide.
De Israëlische staat meende dat het leger niet verantwoordelijk gehouden kon worden voor het incident, omdat het zich voordeed tijdens een oorlogshandeling, maar het hof verwierp dit argument. Het hof stelde dat Israël verantwoordelijk is voor het welzijn van Palestijnen die onder bezetting leven. De hoogte van het bedrag waarop de overgebleven broer recht heeft is niet vastgesteld.
Het leger heeft gezegd in geen enkel geval smartengeld te zullen betalen aan Palestijnen die in de huidige intifada gewond raken. Volgens de Bond voor Burgerrechten in Israël is deze opstelling in strijd met de wet.