Predikant zijn met een lege mand
In een gesprek met ds. A. B. van der Heiden vallen onophoudelijk twee namen. Ze liggen hem na aan het hart: ds. A. Vergunst. „Hij was als een vader voor mij; zijn prediking heeft mijn leven gestempeld.” En, ver daar bovenuit: Christus Jezus, onze Heere. „Hij heeft me nooit beschaamd laten staan, ook niet al die keren dat ik weer met mijn lege mand bij Hem terechtkwam.”
Afgelopen zondag was ds. Van der Heiden 25 jaar predikant, maar in zijn gemeente, Benthuizen, was het juist voorbereiding voor het heilig avondmaal. Daarom wordt pas donderdagavond een herdenkingsdienst gehouden.
Arie Bastiaan van der Heiden werd op 6 juli 1943 geboren in Rotterdam. Als jongen van zeventien jaar werd hij stilgezet tijdens een catechisatieles van ouderling Abr. van Bochoven. „Hij sprak toen over de bijl die lag aan de wortel van de boom. Hij herinnerde eraan hoe er vroeger in de Hoekse Waard ’s winters sommige bomen een zwart kruis kregen. Bomen met zo’n kruis moesten worden omgehakt. Dat maakte diepe indruk. Die boom, met zo’n kruis, dat was ik. Waard om uitgehouwen en in het vuur te worden geworpen. Toen heb ik mijn nameloze ellende voor God leren bewenen. Ik wilde iedere dag wel naar de kerk, maar in elke preek waren de oordelen voor mij en de beloften voor Gods kinderen. Zo kwam ik terecht onder een preek van ds. A. Vergunst. Hij sprak over Jeremía 3:1: „Gij nu hebt met veel boeleerders gehoereerd, keer nochtans weder tot Mij.” Dat was een lichtstraal midden in de duisternis. Voor het eerst zag ik dat er nog een mogelijkheid was om zalig te worden.”
Na hun huwelijk verhuisde het echtpaar Van der Heiden naar Andel. Kerkelijk sloot het gezin Van der Heiden zich aan bij de gereformeerde gemeente te Veen. Consulent ds. D. Hakkenberg legde uiteindelijk de vinger op de meest zere plek: „Van der Heiden, ken jij iets van de Heere Jezus?” „Dat heeft me door alles heen doen zakken. Toen voelde ik pas echt wat eisen Gods heiligheid deed, toen werden al mijn deugden een wegwerpelijk kleed. Op het moment dat ik dacht voor eeuwig verloren te moeten gaan, kwam de Heere over met deze woorden: „Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven.” Wat McCheyne zo kostelijk heeft verwoord, werd de beleving van mijn ziel: „Toen vluchtte ik tot Jezus, Hij heeft mij gered, Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet. Daar heb ik door het geloof de gekruisigde Zaligmaker mogen omhelzen.”
In Veen werd Van der Heiden ouderling. Ds. Vergunst, inmiddels predikant te Veen, zei tot hem: „Als je nu preken gaat lezen, dan moet je niet doen zoals de wereld dat doet. De wereld heeft zijn idolen, maar die hebben wij op de kansel niet. Laat je door de keuze van je preken niet in een hokje stoppen, want Gods Geest geeft menigerlei genade.”
Het ambt van ouderling gaf Van der Heiden een diep besef van eigen afhankelijkheid. „Als ik aan de beurt was om preek te lezen, dan sliep ik een hele nacht niet. Toen ik later student was op de theologische school dacht ik wel eens: Straks kan ik mijn bed wel verkopen.
Ds. Vergunst is mijn leermeester en vaderlijke huisvriend geweest. Hij was een man met grote leidersgaven, maar ik heb hem ook leren kennen als een man die niets was in zijn eigen ogen voor God. Hij was iemand die de kring van onze gemeenten hartstochtelijk lief had, maar die ook over kerkmuren heen zich verbonden wist met allen die Gods naam ootmoedig vrezen. Ik heb vaak gesmeekt: Heere, mag ik een deel van zijn geest ontvangen.”
In 1975 werd Van der Heiden toegelaten tot de studie aan de theologische school te Rotterdam. Bij het beëindigen van de studie zei ds. Vergunst tegen hem: „Als de mensen na een preek niet met schuld de kerk uitgaan, dan heb je niet goed gepreekt, of ze hebben niet goed geluisterd.” Van hem heb ik ook geleerd dat je een preek nooit een reactiepreek moet laten worden. Hij zei: „Zorg ervoor dat je evenwichtig blijft.””
Enkhuizen werd de eerste gemeente voor ds. Van der Heiden. „Men noemde Enkhuizen wel een kleine gemeente in een donker Noord-Holland., maar ik heb daar echt het werk van Gods Geest gezien. Soms zag je plotseling mensen in de kerk die zomaar uit de wereld getrokken werden.”
Met vrijmoedigheid nam de predikant in 1984 het beroep aan naar Doetinchem. „Daar zijn banden van liefde gevallen, vooral in tijden van verdriet.” In 1993 ging hij naar Utrecht. „In deze grote stadsgemeente heb ik verschillende geoefende kinderen Gods mogen ontmoeten. De Heere gaf in Utrecht een gezegende tijd.” In 2001 leidde de weg naar Oostkapelle. „Ik mag geloven dat ook daar mijn arbeid niet ijdel is geweest in de Heere.” Twee maanden geleden werd hij bevestigd in zijn vijfde gemeente, Benthuizen.
„Eerlijk mag ik zeggen dat de Heere me nooit beschaamd heeft, hoezeer daar aan mijn kant ook redenen toe waren. Vele malen heb ik ontslag verdiend, maar nooit gekregen. Hij hielp mij, keer op keer, ook als ik het zelf niet kon, of als ik het zelf niet meer wist. Wat schittert Zijn trouw tegenover mijn ontrouw. Het is al die jaren mijn verlangen geweest om als een stervende aan stervenden de gekruisigde en opgestane Levensvorst te verkondigen als de enige weg tot behoud. Mijn tong is altijd te arm geweest om genoeg van Zijn noodzakelijkheid, schoonheid en dierbaarheid te verkondigen. Het is mijn hartelijk verlangen om als een instrument in Zijn handen gebruikt te mogen worden om doodschuldige zondaren aan Jezus’ voeten te brengen. Terugziende past mij verwondering en verootmoediging. Och, of nu al wat in mij is Hem prees.”
Ds. Van der Heiden maakt deel uit van het deputaatschap voor de zending (sinds 1982), van het deputaatschap voor de buitenlandse kerken (sinds 1989) en hij had zitting in het deputaatschap voor bijzondere noden (1981-1995). In 2001 werd hij benoemd tot lid van het curatorium van de theologische school. Over dat laatste: „Ik vond het onbegrijpelijk dat de Heere in Zijn leiding me daarin een plaats gaf. Het is naar de mens gesproken onmogelijk werk. Ieder jaar weer ervaar je de grote verantwoordelijkheid ervan. Je zit daar voor Gods aangezicht om het belang van de gemeenten te dienen. Met nadruk wil ik stellen hoezeer we verheugd zijn als mensen toegelaten mogen worden, en hoezeer het ons aangrijpt om mensen af te moeten wijzen.”
Het echtpaar ds. Van der Heiden draagt een zwaar kruis. In 1990 verongelukte hun 12-jarige dochter Aukje, op weg van haar huis in Doetinchem naar de Fruytier-scholengemeenschap in Apeldoorn. Beiden zeggen ze: „Als we ooit ondervonden hebben dat de Heere het nooit verkeerd doet, dan was het toen.” Een week lang zaten ze dag en nacht aan Aukjes bed in het ziekenhuis in Enschede. „Ik kon m’n dochter maar niet loslaten”, zegt ds. Van der Heiden. Totdat Jeremía 31 ging spreken: „Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen, want er is loon voor uw arbeid, en er is verwachting voor uw nakomelingen.” De Heere heeft de bitterheid eruit gehaald. Het verdriet is er nog steeds, maar we treuren niet als mensen die geen hoop hebben.”