Met een vrijbuiter de vrije natuur in
Zoemende insecten, ritselende blaadjes, kronkelige bomen, fluitende vogels. De natuur is dé plek om je vrij te voelen. Een dag op stap met natuurliefhebber en vrijbuiter Louis Fraanje.
Er hangt een vredige rust over de Veluwe tussen Apeldoorn en Uddel. Alsof de natuur na een roerige tijd weer op adem komt, even een moment van bezinning heeft en dankbaar geniet van het voorjaar dat achter haar ligt. En vol ontzag terugdenkt aan het seizoen waarin klein en groot, van mier tot moeflon, juichend uit de winterslaap ontwaakte. De afgelopen maanden groeide, bloeide en vermenigvuldigde al het leven. Knoppen barstten open, blad ontrolde zich. Grijs en grauw maakte plaats voor rood, groen, geel en blauw.
Nu is er volwassenheid. Nu zijn er de vruchten. Blauwe bosbessen bungelen aan lage struikjes. En brede beuken beschermen met hun bladerdek de aarde tegen slagregen, storm en felle zonnestralen.
Maar vandaag is er geen fel zonlicht, geen plensbui en geen zuchtje wind. In de lucht hangt een lichtgrijze wollen deken. Zo nu en dan valt er een handjevol heilzame druppels uit.
Kamperfolie
Vanonder de rand van zijn hoed staart Louis Fraanje naar het natuurschoon. „Kijk dan toch. Dat vingerhoedskruid staat er ook weer prachtig bij. Die bloemen geven zo veel kleur aan de natuur. Het is net een sprookje”, vindt de man terwijl hij tussen de roze bloemen gaat staan.
De takjes op het bospad kraken onder de voetstappen van de 70-jarige natuurliefhebber. Lopen gaat hem nog aardig af. „Maar ik heb wel altijd mijn stok bij me. Een mooi ding hè.” De wandelhulp is gemaakt van het hout van de esdoorn. „En zie je, die lijn, dat heeft een kamperfoelie gedaan. Die is eromheen gegroeid. De plant is prachtig, maar hij wurgt de bomen waar hij zich aan vasthoudt. Ach, zo gaan die dingen.”
Als kleine jongen was Fraanje –„ik heet gewoon Louis, hoor”– al veel in de natuur te vinden. „Meestal alleen, na schooltijd. Dan keek ik uren naar een spin die een web maakte. Daar was ik een hele middag zoet mee.” Na het vervullen van zijn militaire dienstplicht werkt Louis in de bosbouw en later bij de Stichting Natuurvoorlichting Veluwe. In 1991 richt hij de Jac. Gazenbeek Stichting op, die zich inzet voor bescherming van de Veluwe. „Maar we willen vooral de verhalen van dit prachtige gebied doorgeven. Dat doen we met onze weblog, door lezingen te geven en zo af en toe een natuurexcursie te organiseren.”
Louis woont met zijn vrouw Fransien in een appartement op zevenhoog, in Ede. Het echtpaar trekt dagelijks enkele uren de natuur in. „Met de fiets, of we gaan met de auto ergens heen en wandelen dan. Of we zitten gewoon in stilte bij elkaar. Dat zijn fijne momenten. We hebben het zo goed samen.”
Anekdotes
Het bos van kroondomein Het Loo is verdeeld in kaarsrechte percelen. „Met dank aan prins Hendrik, hij heeft ze ongeveer een eeuw geleden aan laten leggen”, weet Louis. Langs de rechte looppaden golft de natuur. Het dichte beukenbos met vlakke ondergrond heeft plaatsgemaakt voor een heuvelachtig woud van berken, eiken en naaldbomen.
Haast kent Louis niet. Met zijn stevige wandelschoenen stapt hij rustig door. En ondertussen vertelt hij honderduit. Anekdotes, levenswijsheden, beschouwingen op het nieuws; alles komt langs. Komt hij adem tekort, dan staakt de wandeling even. Is het verhaal voorbij, dan gaat het weer voorwaarts. En de merels fluiten vrolijk door, alsof ze de stem van de oude grijsaard kennen en zijn redevoeringen zingend goedkeuren.
Ieder vliegend of kruipend insect krijgt aandacht van Louis. Ook al zit hij midden in een verhaal. „Kijk, dat zijn twee mestkevers. Die zijn aan het paren.” En even verderop. „Zie je die vlinder daar? Dat is een zandoogje.”
„Als je kritisch op jezelf bent, dan komt het goed. Maar anders… Pfff.” Zomaar een uitspraak die tijdens de wandeling voorbijkomt. Even later gaat het over een spannende ontmoeting met wilde zwijnen. En over een sperwernest waar je uren naar kunt kijken. „Schitterend om te zien met hoeveel ijver die ouders voor hun jongen zorgen.”
Zonsopkomst
Een speciale voorliefde heeft Louis voor luchten. Met name tijdens zonsopkomst en zonsondergang. „Met tweede pinksterdag was er toch zo’n mooie zonsopkomst. Daar geniet ik van. Ik schoot er ook een plaatje van dat ik op internet zette. Een bevriende dominee reageerde: „Als de lucht aan deze zijde al zo mooi is, hoe mooi moet het dan aan de andere kant, in de hemel, zijn?” Toen ik dat las, stonden de tranen in m’n ogen.”
Het zwak voor de zonsopkomst zit er al lang in. Leunend op zijn stok vertelt de geboren Barnevelder: „Ik ging vroeger eens met een boer mee, korhoenders kijken in de vroege ochtend. De lucht kleurde schitterend. Alle vogels zongen uitbundig. Ik weet het nog goed, we lagen achter een walletje, zodat die hoenders ons niet konden zien. Wacht, daar bewoog iets”, onderbreekt Louis het verhaal ineens. Met zijn verrekijker tuurt hij tussen de bomen door. „Nee, ik dacht even de achterkant van een hert te zien, maar het was toch iets anders”, klinkt het even later lichtelijk teleurgesteld.
„Goed, waar was ik gebleven? Bij de korhoenders. Ze zijn helaas bijna uitgestorven, maar in mijn jeugd heb ik er tientallen gezien. O ja, die boer en ik lagen dus muisstil op de grond toen de zon opkwam. De eerste stralen raakten het aardoppervlak. En op dat moment werd het ineens doodstil. Een enkele minuut. Toen zei die boer: „Nu zeggen de vogels hun ochtendgebed op.” Een bijzondere uitspraak, maar zó ontroerend. Ik ben het nooit vergeten.”
Tussen de stammen is steeds meer lucht te zien. Langzaamaan maakt het gemengde bos plaats voor een weidse heide. En Louis gaat mijmerend voort, hardop filosoferend. „Kijk, vrijheid zit ’m niet zozeer in een rustig bos of mooie heide. Vrij zijn bestaat uit het doen van de gewone dingetjes. ’s Ochtends de gordijnen openen, rustig ontbijten, een boswandeling maken, broodjes in je rugtas hebben, zodat je kunt lunchen waar je wilt. Het alledaagse. En van contact met mensen op gelijk niveau; een gesprekje met andere wandelaars, bijvoorbeeld. En van samen zingen. Psalm 42, alle coupletten. Dat is zo mooi.”
Veldleeuwerik
Het zachte, jodelachtige geflierefluit van de veldleeuwerik klinkt boven alles uit. Boven de enkele grove den die als een bloemstuk op de glooiende vlakte staat. Boven de vele verdorde heidestruikjes. Boven de wandelaars die even stilstaan en naar het fladderende druktemakertje staren. „Kijk zo’n beestje nou lekker door de lucht gaan”, zegt Louis hoorbaar genietend. „Vooral de mannetjes hebben een bijzondere vlucht. Die klimmen eerst omhoog, tot wel 100 meter. En duiken dan naar beneden, op de vrouwtjes af.”
„En? Hebben jullie nog een hert gezien?” begroet Louis twee wandelaars. De dames vertellen wildenthousiast van hun waarnemingen. De een laat een wazige foto op haar telefoon zien. „Dat is een vrouwtjeshert, toch?” Louis werpt een blik op het plaatje. „Nee, een reebok.” Het drietal keuvelt een paar minuten. Voor ze elkaar gedag zeggen, geeft Louis een kaartje van zijn stichting. „Kijk eens op onze weblog, of ga een keer met een excursie mee.” „Oh, dank u wel. We zullen er eens naar kijken.” „Fijn. Ik ga weer verder. Een fijne dag nog.” „Ja, dahag.”
Met groepen door het bos struinen, is dat rustgevend? Hoe vrij voelt Louis zich tijdens zo’n tocht? „Oh, daar kan ik erg van genieten. Mensen leren kennen, vragen beantwoorden, je verhaal vertellen; heerlijk. Soms zijn er ook mensen die midden in het bos constateren dat hun telefoon geen internetverbinding heeft. En die daar dan van balen. Zijn die mensen vrij? Daar heb ik wel mijn twijfels bij. Als je voor je gemoedstoestand zo afhankelijk bent van een apparaat en draadloze verbindingen. Nee, ik houd het voorlopig bij mijn oude Nokia.”
David
Het is even na het middaguur als Louis op de Asselsche Heide aankomt. Zittend op een houten bankje nuttigt hij twee boterhammen met kaas. Dikke mestkevers kruipen over een bruine bananenschil die onder het bankje ligt. En in de verte draalt een schaapskudde. „Dit is een van mijn vele favoriete plekjes. Het is zo weids, zo ruim. Je kunt hier uren kijken. Zie je die groene grasveldjes daar? Daar komen de herten iedere avond grazen. En die schapen zijn hier ook altijd. In gedachten zie ik David erbij lopen. Zo’n jonge knul. En dan zo’n reus verslaan. Dat bewijst ook weer: het zit ’m in het leven niet in de grote dingen.”
Grote, verre, lange vakanties kunnen het echtpaar Fraanje niet bekoren. „Al vind ik vakanties op zich fijn, hoor. Wij proberen ieder jaar tweemaal naar Texel te gaan. Bij dat eiland krijg ik ook een vrij gevoel, het is een soort tweede thuis. Als je de boot af komt, ben je echt weg. Weg van de dagelijkse beslommeringen, hoe fijn die ook zijn. Even niets moeten, alleen maar genieten van de schepping.”
Tijdens de wandeling begint Louis meerdere keren over zijn jeugd en zijn vader. „Wat was ik thuis een ondeugd. Ik kon niet zo goed met mijn vader. Dat lag vooral aan mij, hoor. Maar vlak voor zijn sterven heb ik toch van hart tot hart met hem kunnen praten. Toen hebben we elkaar in tranen omhelsd. Alles lag weer vlak, ik kon hem weer in de ogen kijken. Dat is ook goed, dat je geweten vrij is. Over vrijheid gesproken: die man is nu in de hemel. Aan de andere kant van die schitterende zonsondergang. Daar is alles nog veel mooier dan op de Veluwe. Zonder jagende dieren, zonder lijden, zonder zondige mensen. Wat moet dat zijn!”